Als je je eigen housewarmingparty verlaat om naar huis te gaan en je belt vervolgens aan bij je oude woning, dan ben je of behoorlijk in de olie, of je bent het gevecht tegen de ouderdom aan het verliezen. Bij Youp van ’t Hek is het van beide iets in Wigwam, zijn nieuwste kunstje. Nee, met ‘kunstje’ bedoelen we niets denigrerends. Voor wie in dertig jaar tijd vierentwintig onemanshows (plus zeven oudejaarsconferences) maakt, moet de pet blijvend af.

Maar een beproefd recept zou je na al die jaren best eens kunnen opfrissen met wat nieuwe ingrediënten. Wigwam is wel heel erg doorsnee-Youp. Amusant, zoals altijd, maar meer ook echt niet. Alles wat hem herkenbaar heeft gemaakt in de loop der jaren, schudt hij uit de mouw: iedereen gniffelt al als hij na opkomst de eerste rijen geringschattend monstert, niemand die schrikt als hij onze burgerlijkheid en onze voorspelbare levens met een paar sneren en keurig gespeelde woedeaanvallen belachelijk maakt. Wij zijn lafbekken, bankdirecteuren  zijn graaiers en de meerderheid van de rest is een lul en moet opflikkeren. Een paar flinke grappen over actuele zaken, een paar beledigingen aan het adres van de duikende Patty Brard, altijd prijs, plus een ode aan de liefde, ons enige houvast.

De samenhang is een verzonnen verhaal over een nachtelijke dronkemanstocht door de stad, met de wigwam die de nieuwe eigenaar van zijn huis aan de gracht nog op zolder vond en aan hem meegaf. De wigwam waarin hij zich als kind terugtrok om de wereld te beschouwen. Het verhaal is soms een beetje té verzonnen en wordt in de tweede helft bij vlagen ronduit vervelend. Daar helpt een tweede verhaallijn over zijn ‘Joris’ die nog een week heeft te leven, weinig aan. De waarachtigheid daarvan is namelijk nul, want over een maand vertelt hij hetzelfde verhaal nog steeds.

Na dik anderhalf uur en een pauze staat het dankbare publiek op, want het heeft best lekker gelachen. Is dat genoeg? Voor de meeste Youpfans wel. Ze zijn samen met hem ouder geworden en willen geen held die het plots over een andere boeg gooit. Ze hebben geen boodschap aan verrassing, ze willen precies wat de meester brengt. Ze weten heus wel dat ze een veeg uit de pan krijgen als ze hardop zijn rijmpjes afmaken. Hij speelt ermee, ze doen het natuurlijk toch, want ze willen die veeg niet missen.

Ja, het is misschien een kunstje geworden een dergelijk programma te schrijven. Maar het blijft een kunst duizenden een fijne avond te bezorgen. Zonder enig risico te lopen kan Van ’t Hek zo nog tientallen jaren mee. Of hij dat ook wil, daar gaan we niet over. Je hoeft hem ook niet te adviseren het eens over een andere boeg te gooien, want dan zal hij terecht opmerken dat niemand tegen Rembrandt heeft gezegd dat hij eens een landschapje moest gaan schilderen, in plaats van die eeuwige portretten.

(foto: Bob Bronshoff)