Voor Whistleblowers werkten regisseurs Quintijn Relouw en Rob Murray samen met vijf jonge zwarte vrouwen van de kunst- en creatieve-industrieopleiding AFDA Academy in Johannesburg. In het maakproces kwamen ze samen op het thema van gender-based violence: (seksueel) geweld tegen vrouwen. (Een trigger warning voor deze recensie is dus op zijn plaats).

Volgens Interpol is Zuid-Afrika de ‘rape capital of the world’. Per 100.000 inwoners worden er jaarlijks tussen de 72 en 92 aangiftes van verkrachting gedaan – maar volgens onderzoekers wordt slechts 10% van de verkrachtingen überhaupt aan de politie gemeld. Naar schatting wordt er in Zuid-Afrika iedere 25 seconden iemand het slachtoffer van seksueel geweld.

Met deze kennis, die in het programmaboekje van de voorstelling wordt vermeld, en met Nina Simone’s Sinnerman over de speakers, kijk je meteen met een sterk geëmotioneerde blik naar het openingsbeeld van Whistleblowers. Op het podium staan twee waterkoelers, hangt een net met hockeysticks en een scorebord gevormd door plastic bekers, en liggen er op vijf plekken hockeyballen op de grond, elk uitgelicht met een spot. Dan gaan de spots één voor één uit, waardoor de ballen verdwijnen. Zelfs voordat Reabetswe Gaentswe, Boitshepo Maile, Kgaogelo Makgoba, Modipadi Mokgohloa en Phindiwe Qakoshe het podium betreden wordt zo de impact van femicide al voelbaar.

De voorstelling zelf heeft de vorm van een hockeywedstrijd, waarin de regels en structuur van de sport worden aangegrepen als metafoor voor alle facetten van rape culture. Na een indrukwekkende prestatie moet een van de spelers op schoot komen zitten bij al haar ooms en familievrienden, terwijl ze eens goed in haar vel knijpen (de mannenrollen worden steeds door de actrices zelf gespeeld). De spelers krijgen gele en rode kaarten als ze zich volgens de mannelijke scheidsrechter (Relouw zelf) te uitdagend of brutaal gedragen naar de patriarchale autoriteit. En de wedstrijd zelf wordt gepresenteerd als een confrontatie tussen de vrouwelijke Whistleblowers aan de ene kant en mannelijke Red Caps aan de andere kant, waarbij de fysieke kwetsbaarheid van ‘ons’ team steeds voelbaarder wordt.

Naarmate de voorstelling vordert wordt de sfeer steeds grimmiger. In tussenscènes bevinden we ons opeens op een feestje waar de vrouwen zich uitgelaten op de dansvloer storten, maar steeds door opdringerige mannen worden opgejaagd. De manier waarop de lol en levensenergie van de vrouwen door het gecreep van de mannen wordt weggezogen maakt tastbaar hoe alomvattend het probleem van toxische mannelijkheid voor vrouwen kan zijn; als je steeds voor gevaar op je hoede moet zijn, wordt het je onmogelijk gemaakt om plezier te hebben in je leven.

Uiteindelijk stuurt de scheidsrechter alle vrouwen met een rode kaart het veld af, behalve één, die in haar eentje de strafcorners van het gehele mannelijke team moet weerstaan. De link met groepsverkrachting is duidelijk en hartverscheurend, en ook de implicatie hoe mannen elkaar helpen om vrouwelijke solidariteit te doorbreken en het kwetsbaarste individu van de groep af te zonderen. Uiteindelijk zetten de vrouwen nog een laatste tegenaanval in, woedend over het feit dat ze steeds in de verdediging worden gedrongen.

De uitkomst daarvan is ongewis: de voorstelling komt tot een abrupt eind. Maar het hoogtepunt moet dan nog komen. De spelers, hevig geëmotioneerd, zoeken tijdens het applaus eerst steun bij elkaar voordat één van hen het woord neemt en de statistieken nog eens opnoemt. Ze vertelt dat de namen die op hun hockeysticks staan slachtoffers zijn van seksueel geweld in Zuid-Afrika en Nederland. Ze vertelt dat ze een maand geleden één van hun crew members ‘in brutal fashion’ zijn verloren. Ze zegt ‘It’s getting harder to perform this piece each time, it’s getting harder to be a woman in South Africa every day’. En vervolgens nodigt ze alle ‘survivors of sexual violence’ uit om op het podium de hockeysticks te komen signeren.

Eerst staat één vrouw op, dan steeds meer. Uiteindelijk staat de helft van de vrouwen (en een handjevol mannen) in de zaal op het podium, elkaar troostend en steunend. Het hele publiek – ook de achterblijvers – huilt om het geweld dat deze en honderden miljoenen andere vrouwen is aangedaan, en nog iedere dag wordt aangedaan. Zelden werd de helende kracht van theater mij zo duidelijk, te meer vanwege het internationale karakter van dit moment van collectieve solidariteit.

De samenwerking beviel de spelers zo goed dat ze na het succes van Whistleblowers een eigen gezelschap oprichtten, genaamd Verity Productions. In november van vorig jaar maakten ze, opnieuw met Relouw als regisseur, hun tweede voorstelling Fronted, die de begrafenis van een zwarte lesbische vrouw die zelfmoord pleegde als uitgangspunt neemt. Het is te hopen dat het ongelofelijk dappere en vitale werk van de groep in Nederland en Europa te zien blijft.

Foto: Feziwe Nyoni