Na het wachten in de regen buiten rolt het rolluik ratelend omhoog en stappen we de grote loods binnen. Verspreid door de lege industriële hal staat een aantal mensen in bouwoveralls met bouwmixers gips te mengen. Het is lawaaiig. Uit de zwarte emmers stijgt in de koude lucht de droge, scherpe geur op van het gipspoeder. En als contrast met al het harde, kale, koude werkmateriaal staan daar, haast tegen de achterwand, een naakte man en vrouw. Met hun blote voeten op de betonplaten en klein afstekend tegen de enorme ruimte zorgen ze direct voor perspectief.

Het publiek van When Everything is Human, the Human is an Entirely Different Thing van Tamar Blom en Francesca Lazzeri loopt nieuwsgierig hun kant op, uitwaaierend langs de emmers waarin het gips wordt gemengd. Maar helemaal tot dichtbij komen de meesten niet. Alsof er een onzichtbare draad hangt blijft er een paar meter afstand om hen heen. Sommigen blijven kijken hoe de twee hun lichamen invetten met vaseline. Er wordt gepraat, gespeculeerd, ‘dat zal wel zijn om de huid te beschermen tegen al dat gips, dat krijg je anders nooit meer van je af’.

Intussen rollen de mensen in hun bouwoveralls een rechthoekig stuk zeil uit en leggen het plat op de vloer. Daar beginnen ze de emmers gips op leeg te storten. Iemand sluit twee bouwlampen op statieven aan. En zo begint zich zonder aanwijzingen een kring te vormen rond die rechthoek. Zonder dat iemand een seintje geeft richten onze blikken zich op die berg gips. Het komt met een kwak uit de emmers en ziet eruit als roomijs, koekjesdeeg, kwark. Maar de geur van verbouwing blijft. En als op een bouwplaats speelt er een radio, niet met de nieuwste hits maar met het soort arbeidsvitaminen waar niemand eigenlijk over kan vallen.

Tamar Blom en Francesca Lazzeri stappen de kring binnen en de bouwhulpen verdwijnen uit zicht. Ze gaan zitten in de gipsberg en beginnen met lange, trage halen woordloos de berg gips uit te spreiden. Alsof ze iemands rug masseren werken ze de massa knedend en aaiend in een kalm tempo naar de hoeken. Het is het begin van een biologerend spel met de tijd, met tederheid en hardheid, met ruig materiaal en kwetsbare mensenhuid. Als de hele rechthoek is gevuld met gul golvend gips beginnen ze elkaar met dezelfde zachte voorzichtigheid in te smeren. Het duurt en duurt, maar het voelt goed om naar te blijven kijken. Het is wonderlijk hoe daar heel geleidelijk een ademende sculptuur ontstaat, een beeld dat leeft, dat moet kunnen blijven ademen terwijl het gips nu ook een masker vormt dat met zoekende vingertoppen laag voor laag wordt aangebracht.

De radio is uit, allang. De TL-verlichting ook. Zwijgzaam staan we in de kring. In het schijnsel van de bouwlampen ligt een versgemaakt beeld van gips en menselijkheid. Hoe lang kijken we nu al? Mensen zijn gaan zitten, rond gaan lopen. Vanuit een andere hoek strijkt het licht precies over de versteende haren van Blom, het koud opstijvende gezicht van Lazzeri. Ik kom weer terug op mijn oorspronkelijke plek en merk dat ik al even niet meer heb gedacht aan hoe koud en kil het hier is. Hoe koud en kil het voor die twee mensen daar binnen in de cirkel moet zijn. Het rolluik dat weer open ratelt markeert een mogelijk eind.

Foto: Jonna Bruinsma