Het 33ste Wereldkerstcircus in Theater Carré in Amsterdam wordt vooral gebracht als een familiefeest en als zodanig is het best geslaagd. Mooie en knappe circusnummers, vlot aaneengeregen voor een enthousiast meeklappend publiek. Maar circus kan, zelfs in het meer dan een eeuw oude Carré, soms wel een beetje bekend lijken, zeker nu acts met warmbloedige wilde dieren zijn verboden. Héél, héél voorzichtig zijn er daarom elementen van vernieuwing te zien in en boven de piste van Carré.

Spreekstalmeester Tony Wilson roept vaak dat een nummer ‘klassiek’ is of dat een artiest echte ‘circusadel’ vertegenwoordigt. Maar hij heeft het soms ook over ‘een eigen kijk’ op de aloude circusacts, over ‘vernieuwende’ acrobatiek of ‘nog nooit vertoonde’ kunsten. Soms klopt dat, bijvoorbeeld als Clio Togni haar charmante acrobatische toeren doet in een enorme bokaal met water en daarbij beeldschone wolken waterdruppeltjes om zich heen spat. Of als Jonathan Morin en Marie-Eve Bisson in twee gekruiste ringen door de lucht zeilen, soms nagenoeg los van elkaar, zodat ze ieder valrisico lijken te ontkennen. Hun nummer is tegelijk esthetisch en knap en ook nog enigszins romantisch.

Een simpel jongleernummer van het Nederlands-Franse duo Menno en Emily van Dyke wordt gebracht als een tangonummer en wint daarbij aan spanning en schoonheid. De twintig jongens van het Chinese Staatscircus doen niet alleen een mooie act met twintig lasso’s, maar wagen zich ook aan wat een ‘circusode aan Het Zwanenmeer’ wordt genoemd, geen ballet, geen parodie, maar een massale acrobatiekact in witte veren broeken en met de handen gestrekt als de kop van een zwaan. Van het verhaal is er verder zelfs geen suggestie overgebleven.

Die acrobatieknummers duurden mijn kleinzoons (6 en 8 jaar) soms iets te lang en, eerlijk gezegd, mij ook, al liep het allemaal fantastisch vlot. Zij waren vooral weg van de Russische clown Housch-Ma-Housch met zijn karakteristieke naar opzij uitstaande haarbundels. Hij maakte rare geluiden, veel onderbuikgrapjes en betrok vaak mensen uit het publiek bij zijn acts, die dat verdacht goed deden.

Niet zo flitsend was de paardendressuur van Fredy Knie, telg uit het wereldberoemde Zwitserse circus. Maar ja, dichtte Han G. Hoekstra niet al in 1949 in zijn lange gedicht Het Circus Salturel: ‘de dressuur van mooie paarden / Dàt is de hoogste circuswaarde’. Er waren nog een aantal groepsnummers en solo’s, allemaal even adembenemend. Bij de act van Alex Michael, hoog in de ruimte van Carré zonder vangnet aan twee trapezes, durfde je echt soms niet te kijken hoe hij nèt niet naar beneden viel. De kostuums waren vaak verrassend en sexy, de naam van de ontwerper kon ik nergens ontdekken, terwijl ze toch een eigen stijl ademden. Een mooie circusmiddag.

Foto Jonathan Morin en Marie-Eve Bisson: Elena Blednykh