Mattijs van de Woerd vleit de cello in de armen van Doris Hochscheid. Een meisje reikt de strijkstok aan en positioneert zich achter haar. De bariton verwoordt de herinneringen van deze jonge vrouw, die les kreeg van Jacqueline du Pré (1945-1987) toen zij haar instrument al in geen jaren meer had bespeeld. ‘Ik leidde haar hand over de hals en streek een paar losse snaren’, zingt hij melancholiek, begeleid door stemmige pianoklanken. Hochscheid speelt een intens droevige lijn, waarbij haar stok lijkt te worden aangestuurd door het meisje, dat perfect synchroon haar strijkbewegingen mimet. ‘Ik weet zeker dat dit de laatste keer was dat ze de cello aanraakte’, fluistert Van de Woerd. Dan dooft het licht.

Het is een ontroerend slot van een liefdevol eerbetoon aan de legendarische celliste die met haar zwiepende haren en vurige spel de wereld veroverde, Prins Charles inspireerde cello te gaan spelen en een glamourhuwelijk aanging met Daniel Barenboim, maar op haar 42ste bezweek aan multiple sclerose. Tien jaar na haar dood publiceerden haar broer Piers en zus Hilary een biografie waarin ze werd neergezet als een seksbeluste, aandachtsgeile egoïst. De roddelpers smulde ervan, het boek werd verfilmd en het blazoen van Du Pré was voorgoed bezoedeld.

Doris Hochscheid besloot dit beeld in Du Pré’s 75ste geboortejaar te corrigeren en initieerde We’ll never let you down, samen met componist René Samson. Toen die in 2019 plotseling overleed had hij slechts een deel van de muziek voltooid. Deze klinkt nu in het derde en laatste bedrijf, Max Knigge schreef de muziek voor de tweede akte en Mathilde Wantenaar voor de eerste. Desondanks vormt de partituur een mooi en samenhangend geheel, mede doordat alle drie de componisten een tonaal idioom bezigen.

In het ruim een uur durende stuk voert het (Engelstalige) libretto van regisseurskoppel Gerrit Timmers en Mirjam Koen van OT rotterdam ons door het bewogen leven van Jacqueline du Pré. Uitgangspunt zijn twee vrienden die na haar dood herinneringen ophalen aan hun geliefde vriendin, zich boos maken over de biografie en de film en zich afvragen of ze niet meer hadden moeten doen om ‘our Jackie’ te helpen. Ook toen haar persoonlijkheid veranderde door haar ziekte en ze mensen in haar nabije omgeving beschimpte. Hochscheid en Van de Woerd vertolken vele verschillende personages, ook die van Jackie’s broer en zus.

Aandoenlijk is de opening. Ter rechterzijde van het toneel staat een joodse grafzerk, met naam en jaartallen van Jacqueline du Pré, links staat een vleugel. Pianist Frans van Ruth, celliste Doris Hochscheid en bariton Mattijs van de Woerd zitten op drie stoeltjes op een rij en kijken bedremmeld voor zich uit. Hochscheid spreekt als Jackie een poëtische proloog uit van Anne Vegter. Hoe mooi zou het niet geweest zijn als de biografie tijdens haar leven was gepubliceerd en ze deze met een spetterend concert – bijvoorbeeld van Edward Elgar – aan de wereld had kunnen presenteren. – ‘Maar eerst moest ik dood.’

Hoewel haar familie haar heeft neergezet als seksueel roofdier en liet vallen toen ze haar dierbaren afstootte terwijl ze eigenlijk schreeuwde om liefde, is ze niet uit op wraak. ‘Love can see what is beautiful / I don’t feel alone / I don’t at all / feel alone. Yet I am alone.’ Hochscheid spreekt het uit op afgemeten, maar berustende toon met een uitstekende Engelse dictie.

Ze pakt haar cello en speelt samen met Van de Woerd en Van Ruth een prachtig volksliedachtig stuk van Mathilde Wantenaar, waarin hij gelukkige herinneringen ophaalt aan Jackie. Hij bezingt haar magische spel, haar eerlijkheid en eigenzinnigheid – ze gaf de mensen niet wat ze wilden horen, maar ‘de waarheid’. Hij beschrijft haar liefde voor de natuur, die Daniel niet deelde, en hoe hij al op haar zeventiende een ‘verloren gevoel’ in haar herkende. Het metershoge decor van Gerrit Timmers toont een idyllisch heuvellandschap waarboven een dreigende paarse wolk torent.

Het tweede bedrijf zoomt in op de publicatie van de biografie A Genius in the Family: an intimate memoir of Jacqueline du Pré. Hochscheid geselt haar instrument met felle streken, Van Ruth hamert furieuze akkoorden uit zijn piano, Van de Woerd schreeuwt zijn woede uit over het boek. Het libretto is hier weinig subtiel: wat een ongelooflijke rotzooi, hoe konden ze dit hun zus aandoen. Zo gaat het nog even door. Gelukkig biedt Hochscheid een tegenwicht: ach het waait wel over, wie leest er nou een boek over klassieke muziek? Het ontsproot waarschijnlijk puur aan jaloezie.

Ze mijmeren over de rivaliteit tussen Hilary en haar veel succesvollere zus, over de zware wissel die Jackie’s ziekte op haar leven en huwelijk met Daniel trok en hoe Hilary’s echtgenoot Kiffer de onzeker geworden stercelliste verleidde. Hij was een rat en een godsdienstfanaat. Genoeg, vindt Hochscheid, laten we ons niet verlagen tot het niveau van Hilary en Piers en het boek in de prullenbak gooien.

Het derde en laatste bedrijf met muziek van René Samson is gewijd aan de film Hilary and Jackie, met opnieuw veel verontwaardigde uitroepen. ‘Het is macaber, het is ziek. Waarom hebben ze je verraden?’ Samson geeft Hochscheid en Van Ruth onrustig beukende partijen te spelen. Over de achtergrond van een joods kerkhof verschijnen projecties van de trailer van de film, Van de Woerd verscheurt een poster.

De sfeer slaat om wanneer ze de laatste periode van Jackie memoreren, toen ze vanwege haar spierziekte niet meer kon spelen maar wel les bleef geven. De muziek is hier lyrisch en bezonken. Mooi is de verstilde raad die Hochscheid haar jonge studente geeft (een zwijgende rol van Isa Schouten): je moet niet spelen als een kind, maar alsof er een heel orkest om je heen zit. Waarna ze samen met Van de Woerd en Van Ruth het aangrijpende lamento spelen waarmee de voorstelling eindigt.

Het libretto zou nog een beetje bijgeschaafd en ingekort kunnen worden. Er is wat veel overlap en de teksten zijn soms wel erg rechttoe-rechtaan. Maar We’ll never let you down is duidelijk met veel liefde gemaakt en er wordt uitstekend gemusiceerd en gezongen.

Foto: Eduardus Lee