Op het eerste gezicht zie je niks aan Martijn Kardol. Vlot pratend, makkelijk bewegend, zelfverzekerd. Ja, op een podium. Daarop bepaalt hij de regels en houden wij – in de zaal – onze mond. Maar buiten het theater, waar de regels ook door anderen worden bepaald, vermijdt hij het sociale contact.

In zijn tweede cabaretsolo Welkom leert Kardol de dreigende keerzijde van zijn zelfgekozen isolement kennen. Het moet gezegd: het wordt hem buiten de muren van zijn huis ook wel erg gemakkelijk gemaakt geen contact te hebben. Je hebt bijvoorbeeld zelfscankassa’s in de supermarkt, zodat hij geen cassière meer hoeft te spreken. Best handig overigens, want hij stottert.

Ook daarvan is op een podium weinig te merken. Misschien dat hij het handig weet te maskeren door in sneltreinvaart te praten. Kardol is een fijne, humoristische en innemende verteller, maar struikelt vaak over zijn woorden en zinnen. ‘Rustig Martijn, rústig’, wil je hem zeggen, ‘je hebt ruim anderhalf uur de tijd. ’t Geeft niks als het een paar minuten uitloopt.’

Kardol maakte indruk met zijn debuutprogramma Bang (2017), nadat hij in één seizoen zowel het Groninger Studenten Cabaret Festival als het Leids Cabaret Festival won. In dat eerste programma was hij een tobberig type, die oeverloos ouwehoerde over van alles en nog wat om zijn angsten voor terroristische aanslagen te neutraliseren.

In dit vervolg Welkom, opnieuw geregisseerd door Wimie Wilhelm, waagt hij zich op straat zonder die angsten, maar zijn er weer andere zaken waardoor hij zich niet echt op zijn gemak voelt. Zijn buren. Zijn arrogante kat. Zijn verjaardag. Kutfransen en de vakantie op Corsica in een hotel dat meer weg heeft van een heropvoedingskamp. Zijn passieve houding wat betreft de teloorgang van de wereld (hij zingt er een flinke aanklacht tegen zichzelf over. Dat hij ‘in het verzet zit’ door online petities te ondertekenen). Zijn generatie, de ‘resultaatgeneratie’ waarbij alles direct moet en die niet acht weken wil wachten op een nieuw bankstel.

Van die dingen. Allemaal zijweggetjes die hij inslaat terwijl hij vier straten verderop een pakketje moet halen dat daar voor hem is bezorgd. Dat is de rode draad die door Welkom loopt. Aangekomen bij het adres waar het pakketje – een robotstofzuiger – door DHL is achtergelaten, treft hij de voordeur op een kier en op de stoep een oude man in niet al te florissante staat. Een man, zo zingt hij in een van zijn liedjes, die de wereld van achter het raam beziet, terwijl die van hem lijkt stil te staan.

Tja, en die kant gaat het met Kardol dus ook op, ziet hij ineens. Hij zou de deur eens op een kier moeten zetten, zijn sociale leven moeten opkrikken. Zo krijgt een alleraardigst programma een voorspelbaar clichéslot. En dat is jammer. Net zo jammer is het dat de allerlaatste ‘grap’, een soort klap op de vuurpijl over het afscheid van de man, zich al heel lang van tevoren aankondigde.