Wie Ronald Snijders bezig ziet en hoort in Welke Show, zijn nieuwe voorstelling, weet al snel dat een verhaallijn, een rode draad, een bezinningsmoment, moraal of boodschap er niet in gaat zitten. Want daar kan deze kruising van taaluitvinder, moppentapper, verstrooide professor, Toon Hermans en een doorgedraaide 3D-print van Herman Finkers niks mee. 

Niet dat je het mist hoor. In zijn vorige twee waren de rode draadjes ook maar flinterdun. Welke Show is, mede door de lekker stuwende tweemansbigband en een strakke regie, Ronald Snijders’ leukste tot nu toe. Met de aantekening dat zijn vorm en inhoud zo specifiek zijn dat je er óf wel pap van lust, of er helemaal niks mee kunt.

De woordkunstenaar, in staat alles tot een absurditeit te maken, is nadrukkelijk op jacht naar de lach, de lach en niets anders dan de lach. Die vindt hij voor de pauze (jawel, een pauze!) heel erg vaak. Na de pauze een stuk minder. Opmerkelijk. Je zou het nog bij jezelf kunnen zoeken: dat je al drie kwartier murw bent gebeukt onder zijn zeer vermakelijke spervuur en na het glaasje ranja aan de bar minder ontvankelijk. Maar er zitten in dat tweede deel een paar behoorlijke ‘zakkers’, zoals het oeverloze en flauwe geëmmer over de Amsterdamse tram.

Een voorstelling van Ronald Snijders kun je alleen in het vage beschrijven, om niet al weg te geven wat de maker voor zijn zaal heeft bedoeld. De geestige openingsact met de twee muzikanten Erik Verwey (toetsen) en Bram Knol (drums) wordt gevolgd door een strijd met zijn microfoons die zijn stem en verhalen met verkeerde klemtonen doorgeven. Hij raast langs zijn bucket-list, speelt een dolgedraaide radiopresentator die een luisteraar belt, wordt steeds ‘gebeld door kinderliedjes’ met rare vragen en heeft heel erg last van binnenrijm. Dan zet hij, met argumenten, het alfabet in een logische volgorde en vraagt hij zich af waarom steeds meer woorden met een K worden geschreven tegenwoordig. Vroeger schreef men Kogel gewoon met een V. Wat was daar mis mee?

Snijders jast er de ene na de andere vervreemdende logica en krankzinnige inval doorheen. En natuurlijk zijn er ook weer de geheel nieuwe woorden, die hij samen met Fedor van Eldijk verzint en waarvan al een bundel verscheen, de Alfabetweter (‘Mozeseend’: eend die niet kan zwemmen omdat het water steeds opzij gaat).

In het jaar dat Toon Hermans honderd zou zijn geworden doet Ronald Snijders in Welke Show af en toe een ‘Hermansje’: een liedje over niks, het uitmelken van iets pietluttigs, met de mimiek van de Limburgse komiek. Begeleid door zijn miniband met big geluid parodieert Snijders in een aantal liedjes het entertainmentsfeertje van de oude meester. Met het timbre en de tril in de stem. Maar hij kan ook best een aardig eindje zingen als zichzelf.

Foto: Jaap Reedijk