‘De chemicaliën die je gebruikt om het zwembad schoon te maken hebben geen geur, wist je dat?’ vraagt Hartveld. ‘Pas wanneer ze reageren met lichaamssappen en uitwerpselen, komt een geur vrij.’ Hij laat een stilte vallen. ‘Dus de volgende keer dat je denkt: Hé, wat ruik ik een lekker schoon zwembad…’

In Weet ik veel onderzoekt Marcel Harteveld, in regie van Wimie Wilhelm, de waarde van weetjes, kennis en het hoogste woord hebben. Op de basisschool stelt rolmodel meester Frank hem voor om elke dag iets nieuws te leren. Tegen de tijd dat hij veertig is, zal hij dan meer weten dan de meester.

In de jaren negentig was dat nog een overzichtelijke opdracht, toen stond alle informatie in de mini-boekjes van de schoolbieb. Maar inmiddels leer je alles van je tijdlijn op sociale media. En daar komt wel meer voorbij dan enkel feiten.

Zo vertelt Hartveld zijn verhaal over een betweterig jongetje, dat op weg naar volwassenheid steeds vaker moet toegeven dat hij maar weinig praktische levenslessen heeft gehad. En veel ‘weetjes’ zijn tegenwoordig fake news. Harteveld maakt in de weetjes geen onderscheid, geeft alle tijdlijnhoaxen door en speelt de rol van de naïeve wijsneus met volle overtuiging. In zijn troubadoursliedjes verbindt hij zijn nepnieuws in de privésfeer met die op wereldschaal, door in te gaan op populisme.

Het decor – een vijftal kale peertjes op standaards, een dj-set en een heleboel jaren negentig-stijl kabels uit stoffige computerkasten – brengt je naar de zolderkamer van de negenjarige Harteveld, informaticus in spe. In het ontwerp van Wannes van der Veer liggen rode knoppen verspreid over het podium. Met een druk op een van die knoppen kan Harteveld een technische overgang inzetten, een van de wonderen van programmeren. Dat is best een leuke gimmick, die hem in staat stelt zijn vooraf opgenomen liedbegeleiding precies tegelijk te starten met zijn akoestische gitaarspel.

Hoe knap ook, de vooraf opgenomen liedband brengt wel wat beperkingen mee voor de troubadour. Het wordt belangrijker om de band te volgen en je moet versterkt een kleine zaal toespreken. Kortom: een hoop spontaniteit wordt erdoor in de kiem gesmoord. En dat is jammer, want zoals blijkt uit een geslaagde populisme-meezinger, die hij akoestisch uitvoert, kan hij prima inspelen op (het tempo van) zijn publiek.

Hetzelfde probleem is te zien in zijn verhalende stijl. Om dat echt grappig te maken is een oprechte verteldrang belangrijk. Zijn jeugdherinneringen aan het Land van Ooit met meester Frank blijven, hoe boeiend hij het ook vertelt, erg anekdotisch. En ook een vreemd verhaal over het bezoek van een muizendokter wil niet echt geloofwaardig worden.

Pas als hij los gaat over de obligate reacties die mensen geven op elkaars nieuwe profielfoto, laat hij die oprechtheid zien waar het zo makkelijk om lachen is. Het staat weliswaar redelijk los van zijn overkoepelende verhaal, maar de emotie is echt. Dan komt een gedachtesprong over hoe raar het zou zijn als vage kennissen je in levende lijve zouden aanklampen om je te vertellen hoe ‘krachtig knap’ je eruitziet vandaag, lekker fel uit de verf. Een mooie afsluiter van een prima avond.

Foto: Sebastiaan ter Burg