De houdbaarheid van de podiumkunsten is beperkt, niet alleen door het wezen van hun bestaan dat alleen in het moment van uitvoering besloten ligt: ook het feit dat podiumkunsten binnen hun eigen tijdsbestek vorm krijgen. En dat heeft tot gevolg dat binnen luttele generaties de impact ervan kan afzwakken of zelfs in zijn tegendeel kan verkeren. Hoe stoer is een rokende Humphrey Bogart nu nog?

Kunstenaars zijn er in allerlei soorten, ook in het theater: sommige streven ernaar voor elke nieuwe creatie een nieuwe weg te onderzoeken, andere reproduceren steeds weer hetzelfde werk in een andere gedaante, weer andere voegen steeds een nieuw hoofdstuk toe aan één doorlopend oeuvre. Emio Greco en Pieter C. Scholten behoren tot deze laatste groep. We Want It All toont een selectie ‘slotakkoorden’ van de zestigtal choreografieën uit hun vijfentwintigjarige samenwerking. Deze slotscènes dienden nimmer als eindstation maar altijd als schakels waar de volgende parel aan zal worden geregen.

Herkenbaar aan het begin van de voorstelling is hoe het dozijn dansers, een combinatie van het reguliere gezelschap ICK en de jonge generatie van ICK Next, zich individueel presenteren aan het publiek, zoals meestal aan het eind van een voorstelling de podiumkunstenaars het publiek individueel danken voor het applaus, dat hier hard uit de luidsprekers klinkt. Het is vaak een mooi moment omdat de danser zichzelf dan even ongewapend vertoont, en het publiek een glimp opvangt van de privépersoon, zónder het voorwendsel van een artistieke prestatie. Ook trekt dan in een korte samenvatting de hele voorstelling voorbij, maar door de plaatsing aan het begin van deze voorstelling, wordt de verwachting gewekt dat we de individuen nu beter gaan leren kennen gedurende de rest van de voorstelling.

Maar die belofte wordt nauwelijks ingelost: alleen met Denis Bruno maken we nader kennis, de andere dansers verdwijnen in het tableau of zijn te zien in te korte interacties om een blijvende indruk achter te laten. Want deze voorstelling is vooral een aaneenschakeling van groepsdansen. Het is een bloemlezing uit een oeuvre; een aantal van de scènes doet wel verlangen naar de gemiste of vergeten voorstellingen waarnaar ze verwijzen maar het totaal doet niet aan als een zelfstandig nieuw werk.

Dat het vooral om groepsscènes gaat, is verklaarbaar: aan het slot van een voorstelling wil de choreograaf graag een laatste statement maken waarbij het hele tableau betrokken is, en een keuze van slotscènes zal dus snel groepsscènes bevatten. Maar als geheel is deze voorstelling zo volgestouwd met uitroeptekens dat het zicht verdwijnt op de kern. Ondanks dat er een aantal thema’s terugkeren en ondanks dat er eigenlijk van meet af aan sprake is van een consistente dansstijl, ook al bestrijken de choreografieën een tijdsspanne van vijfentwintig jaar: grote bewegingen die het totale lichaam activeren, vaak gepaard gaande met een verplaatsing of minimaal een sprong als kenmerkend element, een hoog basistempo en complexe groepsbewegingen, deze dansgrammatica wordt van meet af gehanteerd. Zowel het horizontale als het verticale vlak wordt uitgebuit en de choreografen houden ervan om felle contrasten van harde muziek te voorzien.

Er is veel te genieten, en de jeugdige energie en inzet van beide danscollectieven, aanvankelijk gekleed in wat misschien ook een bloemlezing is uit de kostuums voor zestig choreografieën, werkt heel aanstekelijk. In de slotscène van deze verzameling slotscènes gaan de dansers allemaal gekleed in witte mousseline broekjes die vaag associëren aan tennistenues. Een vermakelijk spel dat doet denken aan een circusnummer met afgerichte poedels die witte vlaggen in hun bek houden, transformeert tot een soort Olympische ceremonie waarbij de witte vlaggen samen een grimmige dans uitvoeren rondom de enorme witte vlag die ook vóór aanvang stond te wapperen. Of zijn het allemaal engelen en zijn we getuigen van een helse hemelvaart?

Tot besluit een soort voetnoot: in zwart-wit geprojecteerde videobeelden van voorbije ICK-voorstellingen vullen de hele breedte van het toneel; de hele cast kijkt ernaar. Dans kun je documenteren op video, dan is die gedocumenteerd. Maar om dans te beleven, heb je een ruimte nodig die dansers en publiek samen delen.

Foto: Alwin Poiana