Voor aanvang wordt benadrukt dat We Shall Return een work-in-progress is. En dat deze dansvoorstelling bij de première begin december in het Bijlmertheater waarschijnlijk nog steeds geen definitieve vorm heeft. Een disclaimer dus. Urban danser Rohiet Tjon Poen Gie, opgeleid aan de Fontys Hogeschool voor de Kunsten en als nieuwe maker verbonden aan het Bijlmerparktheater, houdt zijn werk graag flexibel.

Dat doorwerken is deze herfst ook wel nodig. Wat afgelopen weekend in Frascati werd gepresenteerd als onderdeel van het minifestival Town Tales kan nog flink versteviging gebruiken. Het half uur sloot een presentatieweekend af van divers talent uit de stal van de Tolhuistuin, De Meervaart, Podium Mozaïek en het Bijlmerparktheater.

De in Suriname geboren Tjon Poen Gie wil met drie oud-studiegenoten uit Tilburg een voorstelling maken over onderdrukking. Hun wortels gaan terug naar India, Vietnam, Suriname, Indonesië, Angola en Portugal. ‘Wij zijn alle vier sterk verbonden met het onderwerp kolonisatie omdat de landen waar wij vandaan komen in het verleden gekolonialiseerd zijn geweest. Ik denk dat dit voor iedereen een pijnlijk en beschamend onderwerp in onze geschiedenis is’, aldus de urban danser op de website van het Bijlmerparktheater, over zijn achtergrond en die van Tommy Pham, Alison Duarte en Sergio Jerôme Debevère. Die laatste kon er in Frascati niet bij zijn. ‘Wij dealen ieder op een eigen manier nog dagelijks met de gevolgen. Wat wij willen is vooral gelijkwaardig en respectvol behandeld worden. Daarom werk ik met beelden die in mij opkomen bij het onderwerp kolonisatie. Denk aan oorlog, onderdrukking, integratie, hoop en vrijheid.’

Dat het gespierde mannentrio zich ergens aan wilt ontworstelen, is het eerste kwartier duidelijk. Op golvende klanken en windtonen lijken ze om beurten met een onzichtbare vijand in gevecht. Duarte veegt na iedere duik naar de grond korrels zand of bijtende insecten van zijn ledematen – in ieder geval iets dat jeukt. Tjon Poen Gie trapt een ‘klever’ van zich af – iets dat aan hem blijft plakken. En Pham probeert een donkere wolk te verwaaien met tollende flares en flippende handen. Toch oogt dit nog te veel als individuele moves. Pas wanneer het drietal samenstroomt en met verfijnde handmotriek één spiritueel beeld vormt met zes armen, als verwijzing naar voorouders, begint het optreden te beantwoorden aan het ‘wij’ uit de titel.

Vervolgens verandert We Shall Return abrupt van beweging naar gesproken woord: Tjon Poen Gie memoreert in het Engels een anekdote uit zijn jeugd in het Surinaamse district Coronie. Daar raakte hij met zus en neef verstrikt in de klei van een zeedam. Ze smeerden hun lijven vol met deze ‘pindakaas’, totdat ze zich later realiseerden hoe gevaarlijk dit eigenlijk was.

Het blijft gissen naar de samenhang tussen deze geschiedenis en het eerder gedanste trio. Verwijst Tjon Poen Gie concreet naar wateroverlast aan de Surinaamse kust met kanalen, sluizen en draslanden? Naar delfstoffen? Of gaat er iets diepers schuil achter de cultuur van klei en zwamp? Dat moet allemaal duidelijker worden wil We Shall Return beklijven.