Vader bouwt het bedrijf op, zijn zoons leven er goed van, de derde generatie keert zich ervan af. Zo gaat het vaak met familiebedrijven, en zo ging het ongeveer ook met het tulpenimperium van Van Waveren. In de laatste grotezaalregie van Alize Zandwijk bij het Ro Theater speelt het gezelschap een Hollandse familiekroniek met universele kenmerken à la Arthur Miller. Want big business blijft altijd mensenwerk.

In 1930 draagt Theodoor van Waveren als een King Lear van de polder zijn bedrijf over aan zijn vier zoons. Gebeurtenis plus jaartal vormen al een dramatisch gegeven, en het wordt nog dramatischer als zoon Frank (Herman Gilis) met zijn joodse vrouw Celestine (Fania Sorel) verantwoordelijk wordt voor de zaken in Duitsland. Hij ontpopt zich als een keiharde opportunist, die volop profiteert van de nazi’s, de oorlog en zijn broer. Zijn vrouw heeft hij dan al teruggestuurd naar Nederland, die zat maar in de weg.

Tup van Waveren (Jack Wouterse) regelt de zaken vanuit Nederland. Of eigenlijk niet, want daarvoor is hij niet in de wieg gelegd. Hij is een geniaal werktuigbouwkundige, maar omdat hij geen patenten aanvraagt voor zijn uitvindingen, gaan anderen ermee vandoor. Omdat Frank blunders en manipulaties aan elkaar rijgt, komt Tup klem te zitten tussen zijn zakelijke vrouw (Sylvia Poorta), haar rijke pa en zijn onbetrouwbare broer.

Broer Tom (Guido Pollemans) richt intussen De Keukenhof op. Erlo (Nasrdin Dchar) zag de bui al hangen: hij liet zich uitkopen, vertrok naar Amerika en verdiepte zich daar in Jung.

De subtiel begeleidende muziek van Maartje Teussink wordt gaandeweg minder harmonisch. Alle kiemen voor ellende komen tot ontwikkeling in kleinzoon Guido (Sanne den Hartogh). Hij is het grote slachtoffer van de machinaties en onhandigheden van zijn ooms en de verkniptheid van zijn moeder, die hem van school houdt, hem in haar bed laat slapen en afgeeft op zijn vader. Alize Zandwijk vertelt het verhaal vanuit zijn perspectief, zoals ze altijd inzoomt op de underdog. Guido probeert greep te krijgen op zijn ontwrichte leven en het familieverhaal te reconstrueren; alles wat we op het podium zien, gebeurt in zijn hoofd. Guido nam alle telefoongesprekken met familieleden op. Doordat cineast Wim van der Aar zijn verzameling geluidsbanden op het Waterlooplein vond, kennen we dit familieverhaal.

De filter van Guido’s brein geeft Zandwijk de ruimte om los te komen van de werkelijkheid. Ze doseert het surreële in Van Waveren zorgvuldig, wat het effect des te groter maakt. Dat levert mooie beelden op. Feestjes (huwelijk, bevrijding) worden bijvoorbeeld in slowmotion gevierd. Zo gebeuren er voortdurend mooie dingen op het toneel; vaak zijn het juist de acteurs op de achtergrond die voor interessante details zorgen, in gebaar, blik, beweging of aankleding. Thomas Rupert zorgt weer voor een prachtig decor, met gerecyclede elementen uit eerdere voorstellingen. De vele meters hoge deur reduceert alle spelers tot kleuters; ze kunnen het leven inderdaad nog niet zelfstandig aan.

Van Waveren drijft behalve op de tekst van Rik van den Bos en Don Duyns op sterk ensemblespel: dit is de groep uitstekende acteurs die met Zandwijk kan lezen en schrijven. Binnenkort vertrekt ze uit Rotterdam naar het oosten. Duitsland gaat nog veel plezier van haar hebben.

Foto: Leo van Velzen