Water was wasser. Wat er was, was er. Was water wel wasser? When you say water, what do you mean? Wat bedoelt de speelster met al haar woorden die ze verknipt, aan elkaar plakt, weer uit de zinnen lospeutert, dan vertaalt waardoor er andere betekenisassociaties gemaakt worden? Het is een spel met woorden, vol poëzie, en zinnen die tot nadenken stemmen.

Twee jaar geleden zocht Dounia Mahammed in haar eerste productie Salut Copain, heel ontwapenend en verrassend, met woorden en lijf zichzelf. Ze varieerde op teksten van de Russische absurdist Daniïl Charms, zo goed dat ze de Jongtheaterschrijfprijs 2016 van Theater aan Zee won. Nu ‘breit en haakt’ ze op heel eigen wijze, woorden aan elkaar, in het Nederlands, Engels, Duits, Frans. Ook nu lijkt ze binnen te willen dringen in een wereld die haar tegelijkertijd ook afschrikt.

Ze begeeft zich in een grote vierkanten bak met daarin een witte kleiachtige massa met een laagje water erop. Ze schuifelt over het waterige oppervlak, zakt steeds even weg, het lijkt een beetje op drijfzand, het is zoeken naar een balans, in beweging, in woord, in intonatie. In een hoekje zit pianist Alan Van Rompuy. Zonder zich naar haar om te draaien speelt hij in op het ritme van haar zinnen, en zet hij met zijn klanken en melodieën aan tot wendingen in haar associaties. Speels, vol subtiele humor, verrassend.

Schichtig, als een jong vogeltje dat voor de eerste keer het nestje verlaat, wel wil vliegen maar het nog niet kan, dat spartelend een evenwicht probeert te vinden, dat wankelt, dat steeds op zijn hoede is en om zich heen kijkt, zo beweegt Dounia Mahammed zich over de witte brij. Hinkelend, schoorvoetend, vluchtig, met sprongetjes, om dan weer langzaam achteruit te gaan, voetje voor voetje. Schuw houdt ze de vlakte onder haar voeten constant in de gaten, kijkt hoekig om zich heen, en verliest ook het publiek niet uit het oog. Ze deed me even denken aan Iep van Joke van Leeuwen, het vogelmensje dat voor zichzelf redding zoekt.

Ze telt, in het Engels, speelt met de woorden, maakt rijmversjes, vergelijkt zich ook met vogels, soorten vogels, beweegt zich even als een pinguïn op de witte vlakte, maar ze onderkent dat pinguïns geen echte vogels zijn, omdat ze niet kunnen vliegen. Of zijn ze het wel, en hebben ze het vliegen nooit aangeleerd gekregen? Ze heeft het ook over water. Als je jezelf gereflecteerd ziet in het water, zie je dan het water in je? Ze wil een boot zijn, en toch weer niet, ze twijfelt of ze haar ‘belly’ moet laten zien, na een tijdje toont ze haar blote buik. Zou het een magisch moment opleveren als het publiek dat nu ook deed? Ze heeft het over zwemmen in het water, over de wind. Winden vindt ze fantastisch, maar ze helpen je niet met zwemmen.Vaak zoekt ze iets positiefs en geeft dan ook het tegenovergestelde aan. ‘Licht moet niet donker willen doen, want dat doet donker al.’

Wat vast is in taal, komt los, wordt vloeibaar en krijgt een andere vastheid. Geleidelijk krijg je een beeld van ‘de vloeibaarheid van het leven’ zoals de productie wordt aangekondigd. Kinderlijk, heel wijs en poëtisch direct, tast ze haar wereld in het witte vierkant af, stelt zichzelf en wat ze gezegd heeft, constant in vraag. Het is alsof ze met haar associaties en naïeve logica een grip wil krijgen op de wereld die als water aan haar voorbij vloeit, op het leven dat als water in haar vloeit. Tegen het einde zuigen haar voeten zich vast in de witte brij, ze weet zich los te trekken, ze schudt de witte brokken van haar af. De witte brij wordt weer egaal en glad. Is dit een gevolg van deze speelse bezwering in woord, muziek en spel?

Foto: C-mine cultuurcentrum Genk