Eerlijk is eerlijk, de moed was me na pakweg de eerste tien minuten van Vormen van opdringerigheid behoorlijk in de schoenen gezonken: de associatieve montage aan inspiratieloze slapstick, die vooral op de makkelijke lach leek in te zetten, speelde in op een bordkartonnen en behoorlijk uitgekauwd wereldbeeld rondom de egocentrisch gedreven, kapitalistische mens. Ja, we eisen onze ruimte op zonder te veel stil te staan bij die van de ander. En ja, iemand is pas opdringerig als de ander zich eraan stoort: je kan je afvragen bij wie opdringerigheid eigenlijk begint.

Dat wordt gegoten in behoorlijk rechttoe-rechtaan bewegingstheater, dat ook in vorm veel van hetzelfde is: we zien verschillende varianten van groepen die uiteenvallen in individuen. Onaangepasten verstoren de uniforme groep, het dunne laagje beschaving blijkt slecht bestand tegen hun opdringerige kinderwagens, alcoholwalm of schuldsanering; uiteindelijk blijken we in het perspectief van de ander allemaal onaangepast.

Maar dan verglijdt de groep forenzen in een soort hallucinante trip, de reclamezuilen keren om en dringen naar de voorgrond: de drie stellages blijken gezamenlijk een labyrintisch appartementencomplex te verhullen, waar de mens op elkaar gepakt, vastgeroest in routines en woekerend in eenzaamheid, de tijd verduurt.

Op een deinende geluidscore wordt het bewegingsmateriaal van dit collectief nu echt interessant: de verschillende kamers huisvesten uiteenlopende verschijningsvormen van de neurotische, vulgaire, agressieve, schichtige en onverdraagzame mens. Die zit ineengedoken in het donker, in een hoek gedreven door een schuin oplopende vloer; die ligt op een dun, aftands matras met een voor de helft leeggelopen opblaaspop; die masturbeert woedend en obsessief tegen zijn fauteuil; die smijt met potten en pannen in een krappe keuken, zwaaiend met messen.

Voortdurend gebeuren er dingen op meerdere plekken tegelijk, de lichten schieten aan en uit, en gaandeweg worden de individuen zich bewust van de anderen om hen heen. Werktuigelijk zoeken ze contact, wringen zich door gaten en luiken, achter het behang, naar die ander – om zich er vervolgens van af te keren. Ten slotte breken de figuren los uit het construct dat hen daarvoor gevangen hield. Maar in plaats van dat het vrijheid oplevert, keren ze nu helemaal in zichzelf. Afgesloten van alle prikkels van buitenaf vinden ze geen rust, maar vinden ze zichzelf opgesloten in hun eigen hoofd, gevangen in onrust, haperingen en isolement.

Collectief Het Paradijs – de voortzetting van de ATD-mimelichting van 2018 – maakte dit drieluik in samenwerking met Nicole Beutler, Jakop Ahlbom en Ko van den Bosch, die ook de eindregie deed. Met name het rauwe middenstuk (van Ahlbom) zet de groep spelers in hun kracht, met veelzijdig, meerduidig en zeer boeiend bewegingsmateriaal waar je je als toeschouwer haast wel aan over moet geven, en dat beelden oplevert die zich in je vastklauwen en je nog lang na de voorstelling blijven achtervolgen.

Daarmee is Vormen van opdringerigheid als geheel misschien nog wat onevenwichtig, maar op de beste momenten draagt het materiaal bij aan een raak en verontrustend mozaïek van de mens die genadeloos doorslaat in ijdelheid en eenzaamheid.

Foto: Bart Grietens