Wanneer de acteurs aan het einde van Volpone op een rij staan en rechter spelen over zichzelf, zien we de essentie van Dood Paard. Het gezelschap functioneert al ruim twintig jaar als collectief, bij de gratie van kritische zelfreflectie. In augustus werd bekend dat Dood Paard zijn meerjarige subsidie van Het Fonds Podiumkunsten verliest. Volpone blijkt een fascinerend, geestig en bijtend commentaar op de positie van de kunsten in een wereld die alles in geld uitdrukt.

Dood Paard vertaalde en bewerkte het stuk van Ben Jonson, een dierenfabel over de listige vos Volpone die samen met zijn trouwe kompaan, de vlieg Mosca, dure giften ontfutselt aan zijn kennissen onder voorwendsel dat hij op sterven ligt en zij zijn enige erfgenaam zullen worden. Jonson was tijdgenoot van Shakespeare en daarmee onherroepelijk veroordeeld tot een plek in de schaduw van diens erfenis. Net als veel van diens werk gaat Volpone over een wereld draaiend op hebzucht en hitsigheid. Maar Jonsons taal is directer en vuiger dan die van Shakespeare. Hij is meedogenloos in zijn ontleding van deze (voornamelijk) mannen, die zo gewend zijn te krijgen wat ze willen, dat een ‘nee’ hen slechts als een aanmoediging in de oren klinkt. Die zwelgen in hun eigen listigheid, maar blind zijn voor de mogelijkheid dat ook zij worden bedrogen. Want bedrogen wordt uiteindelijk iedereen.

De vijf acteurs (bestaand uit Dood Paard-leden Kuno Bakker, Gillis Biesheuvel en Manja Topper, aangevuld door Lotte Dunselman en Jorn Heijdenrijk) spelen alle rollen, ze van elkaar scheidend door het aan- of uittrekken van een jasje of op- en afzetten van een hoofddeksel. Met al dat verkleden en de kleurrijke chaos die zich op het toneel ontvouwt, voelt de voorstelling als een langzaam ontsporend kinderfeestje, bevolkt door volwassenen die nooit hebben geleerd dat handelen consequenties heeft. Met rijkdommen wordt gesmeten alsof het niets is.

Maar onder het hilarische oppervlak schuurt Volpone wel degelijk. Zoals wanneer de vrouw die slachtoffer werd van de geilheid van Volpone zo achteloos tot schuldige wordt gemaakt. ‘Een geil beest’, spuwt de kraai Corvino. ‘Erger dan een patrijs.’ Slut-shaming avant la lettre. Of wanneer Volpone vermomd op het stadsplein een verkooppraatje houdt dat tegelijk een scherpe satire op kwakzalverij is, en een verbeelding van de onhoudbare rol waar kunstgezelschappen in worden gedwongen. Hij staat daar als een bedelende magiër met goedkope goocheltrucjes. Zichzelf vervloekend dat hij over geld praat. Maar hij ontkomt er niet aan. Zoals iemand in de voorstelling opmerkt: ‘We zijn allemaal parasieten.’

Foto: Sanne Peper