De voorstelling Volgens mij van BonteHond begint in de foyer. Daar holt een uitgelaten groepje acteurs naar binnen, in alle staten van opgewondenheid omdat de zojuist door hen gespeelde voorstelling een doorslaand succes was. ‘Iedereen begreep het!’ ‘Er was zelfs iemand die moest huilen.’ ‘Wat een avond!’

Maar niet iedereen deelt het enthousiasme. Eén acteur staat mokkend terzijde. Hij had een rotavond want tijdens een dansje is hij gevallen. Tevergeefs proberen de anderen hem op te beuren. ‘Niemand heeft het gezien.’ Later zal dat een leugentje blijken.

Want na deze openingsscène gaan we terug naar het begin en zijn we getuige van de voorbereidingen op en het opvoeren van de voorstelling waar ze zo opgetogen over waren. Daartoe worden we door de hele schouwburg geleid, via smalle gangetjes en de intimiteit van de kleedkamers naar het hoofdpodium. Tijdens die wandeling wordt ook duidelijk waarom de spelersgroep zo geëxalteerd hun succes vierde: van tevoren hielden ze het niet meer van de zenuwen.

In de beslotenheid van de kleedkamer smeert de een bloednerveus veel te veel schmink op haar gezicht en belt een ander onzeker tussen het Laxvoxen door naar een collega, die driftig haar teennagels aan het poetsen is, met de vraag welke stem het best bij hem past. En tussen de ontspanningsoefeningen door vraagt een derde zich vertwijfeld af of het publiek het wel leuk zal gaan vinden.

Waar al die nervositeit voor nodig was blijkt later de grote vraag. Voordat we plaats mogen nemen op het pluche worden we voor het dichte gordijn van het grote podium onthaald op een praatje over ‘verwachtingen omkeren’ en ‘verrassingen inbouwen’ en worden we verleid tot het geven van een groot applaus omdat ‘geen applaus acteurs onzeker zou maken’. Nadat danser Constantin Trommlitz een virtuoze breakdance heeft gedaan en Melvin Aroma een fraai lied heeft gezongen krijgen we een bescheiden voorstellinkje gepresenteerd. Een aantal korte scènes, een aandoenlijke danssolo (inderdaad: met val) op een nummer van Antony & The Johnsons en een weinig tot de verbeelding sprekende groepsdans. Dat was het.

Volgens mij is door regisseur Judith Faas bedacht op verzoek van de provincie Flevoland met het oog op de feestelijkheden op 5 mei. Het thema zou dan ook ‘In vrijheid kiezen’ moeten zijn maar daar lijken de makers zich behoorlijk in verslikt te hebben. Eerder lijkt de voorstelling te gaan over de onzekerheden die het vak acteren met zich meebrengt. Opvallend is wat dat betreft juist het continue, nadrukkelijke acteren. Zelfs als we met de spelers door de gangen wandelen blijven ze in het keurslijf van hun personage. Ze blijven op afstand, al sta je er vlak naast.

Is dat misschien de bedoeling? Zichtbaar maken dat de door ons wellicht veronderstelde vrijheid van de acteur slechts schijn is. Een blik op het programmablaadje biedt wat dat betreft ook geen uitsluitsel. Daarin is juist sprake van een veranderende blik als je probeert eens door de ogen van een ander kijken. Maar die gelegenheid wordt ons nergens geboden.