Met weinig ben je zo vertrouwd als met je eigen stem, maar toch blijft het altijd vreemd om jezelf terug te horen. Alsof je iemand anders hoort, terwijl je het ontegenzeggelijk zelf bent. Met die ambiguïteit speelt Begüm Erciyas, in het bijzondere Voicing Pieces. De voorstelling uit 2016 werd vorig jaar door het Vlaams TheaterFestival geselecteerd als een van de vijftien meest opmerkelijke producties van het voorgaande seizoen, en is in het kader van Beyond the Black Box deze week in de Brakke Grond te zien.

Voicing Pieces doe je alleen, je bent zowel performer als toeschouwer. Als deelnemer krijg je een hoofdtelefoon met microfoon. Daarmee ga je drie holle objecten af, waar je steeds je hoofd insteekt en vervolgens een tekst voorleest. Het lijkt aanvankelijk op de autoteatro-performances van bijvoorbeeld Ant Hampton, maar dan blijkt er nog een stille tweede getuige: een onzichtbare technicus die met je stemgeluid en -volume aan de haal gaat.

In het eerste deel heb je zelf nog veel in de hand: de woorden die je uitspreekt zijn weliswaar voor je bepaald, maar je slaat zelf de bladzijdes in de zwarte map om, je bepaalt dus zelf het ritme en tempo van wat je zegt. Af en toe wordt je stem vervormd of geëchood. Het voelt een beetje als spelen. Heel veilig is het ook. Nog wel.

Dan doet Erciyas iets slims: in het tweede object laat ze je een aantal keer tot acht tellen, waardoor je, zonder er op dat moment bewust van te zijn, zelf een ritme voor de rest van de tekst vastlegt. De bladzijdes verschuiven nu ook automatisch. Je levert nu dus behalve datgene wat je zegt, ook steeds meer macht over je tempo, volume en ritme in. Vervolgens componeer je zelf de auditieve omgeving van een drukke, toeristische piazza – alsof je midden in een mensenmassa staat. Een menigte die je bovendien zelf gecreëerd hebt, net zoals het ritme dat je daarvoor steeds zo krampachtig probeerde aan te houden, iets is dat je jezelf hebt opgelegd. Ineens gaat de voorstelling over de druk die we onszelf opleggen, en hoe we de ervaring van chaos en wanorde naar onszelf kunnen herleiden.

In het verstilde slotdeel lijkt je stem helemaal van je losgekoppeld te zijn van de woorden die je uitspreekt. Terwijl je de zinnen van het papier voorleest, hoor je ze pas een fractie later over de koptelefoon, waardoor het bijna onmogelijk wordt om de tekst goed uit te spreken. Als een dronkaard die alle controle over wat hij zegt en de manier waarop het zijn mond uitkomt heeft opgegeven, verlies je jezelf in de zinnen, werk je je door de woorden heen en loop je vast in een vicieuze cirkel van taal. En vind je uiteindelijk ook daarin weer een bevrijding.

Je stem is niet alleen het geluid van de woorden die je uitspreekt, het is ook je identiteit, dat waar je voor staat. Het is raar en bij vlagen zeer desoriënterend om daar zo van losgekoppeld en mee geconfronteerd te worden, maar ook zinvol nog eens goed na te denken over het tempo dat je in het leven najaagt, het volume waarmee je de wereld tegemoet treedt en het gemak waarmee je klakkeloos datgene zegt wat er toevallig voor je uitgeschreven staat.

Kan nooit kwaad, een beetje desoriëntatie.

Foto: Bea Borgers