In Verkeerde gesprekstechnieken gaan Katelijne Beukema en Eileen Graham het gesprek aan over het gesprek. Of althans, de verkeerde benaderingen daarvan. Dit wordt vooral interessant als het duo met absurdistische uitbeeldingen à la David Lynch toont hoe illusies doorgaans inzichtelijker werken dan de werkelijkheid.

Hoe vaak komt het voor dat je na een gesprek het gevoel hebt dat je niet of nauwelijks tot de kern bent gekomen? Dat er na een korte of lange uitwisseling vooral is gesproken maar niemand is bereikt, er vooral is gehoord maar niet is begrepen of gevoeld? Mogelijk heeft dit te maken met het vermijden van een ongemakkelijke situatie, bestaande machtsverhoudingen of een onuitgesproken desinteresse in de ander.

Hoewel dit een structureel ervaren situatie is, wordt dit doorgaans nauwelijks aangewezen of aan de kaak gesteld. In Verkeerde gesprekstechnieken gaat het duo coupdeboule (Katelijne Beukema en Eileen Graham) met deze materie aan de slag. Hierbij wordt uitgegaan van Kayfabe, een term die in het professioneel worstelen wordt gebruikt om geënsceneerde gebeurtenissen te verbeelden alsof deze echt zijn. De ervaring heeft namelijk geleerd dat het publiek zich makkelijker herkent in de illusie dan in de realiteit.

De makers wijden de volledige eerste helft van hun voorstelling aan de ongemakkelijke gesprekken die voorafgingen aan de totstandkoming van de productie, in de vorm van vermakelijke en droogkomische uitwisselingen met elkaar en het publiek. Het voortdurende langs-elkaar-heen-gepraat tussen hen, de regisseur, de fondsen, de kostuumontwerper en de scenograaf leiden uiteindelijk tot een te klein budget, constante storingen in het geluidsontwerp en een decor van Scott Robin Jun dat wél kon worden ontworpen, maar niet kon worden uitgewerkt. Daarom moet het publiek het doen met een hand-out waarop het decorontwerp staat afgebeeld.

De tweede helft beeldt in feite een nieuw begin uit. Deze illusionaire dimensie is gehuld in een roodpaars schemerlicht en vindt plaats tegen de achtergrond van een constante, onheilspellende elektrische toon en een griezelige kakofonie aan spookachtige junglegeluiden. Het geheel doet denken aan een liminale ruimte uit een productie van David Lynch.

Graham heeft zich inmiddels in een disproportioneel oversized jas gehesen, terwijl ze herhaaldelijk Beukema tegen het lijf loopt, die nu een broek heeft aangetrokken waarin ze volledig is verdwenen. Hoewel dit beeld in eerste instantie absurdistisch aandoet, beelden de alledaagse gesprekken die ze met elkaar aangaan verschillende sociale patronen uit.

Waar Graham de uitwisselingen aanvankelijk onderdanig, angstig en onzeker aangaat wanneer ze de dominante en overheersende Beukema tegenkomt, tracht ze met elke nieuwe poging haar positie in de gesprekken bij te stellen. Zo durft ze steeds meer over haar eigen dag te vertellen, Beukema’s narcistische avances af te wimpelen of simpelweg haar eigen gevoel door te laten schemeren.

De gesprekken leiden niet tot een verwacht breekpunt maar monden uiteindelijk uit in een aaneenschakeling van licht hysterische conversaties waarbij er enkel vragen worden gesteld en er in sociaal verantwoorde termen en klanken wordt geantwoord. Op een onconventionele maar treffende manier valt elke verhouding, schakeling en poging te herleiden naar een banale situatie.

In de eindregie van Lisa Schamlé beelden surrealistische visuele elementen, atmosferische klanken en absurdistische uitwisselingen een sociale dynamiek uit, waarin we zo diep verwikkeld zijn geraakt dat we deze mogelijk alleen nog herkennen in een jasje van illusie en verbeeldingskracht.

Foto: Sjoerd Derine