‘De casemanager zegt u? …Ja, dat hebben we allemaal in het dossier gezet… Mijn vader was huisarts. … Huis-arts, ja. Dat staat in het dossier. … Waarom wilt u weten of ik ZZP-r ben? … Ah, … Zorg-Zwaarte-Pakket….’. Lachsalvo’s golven door het Muziekgebouw aan ‘t IJ terwijl Arjan Ederveen een voor elke mantelzorger herkenbaar telefoontje pleegt met een anonieme medewerker van een zorgverzekeraar. De afkortingen vliegen ons om de oren, het onbegrip en de desinteresse van zijn gesprekspartner zijn haast tastbaar. ‘U gaat mij terugbellen? Oh, een van uw collega’s… Nou, fijne vakantie dan.’ Met deze ijzersterke act opent Vergeten van het Nederlands Kamerkoor.

Het toneel is gevuld met zwarte stoelen, waaroverheen witte doeken gedrapeerd zijn. Terwijl Ederveen zijn gesprek afrondt komen de zangers op en zetten Letter to Michael van David Fennesy in. Hun fragmentarisch uitgestoten woorden weerspiegelen perfect de Kafkaëske sfeer van de telefonade. Zij vormen tegelijkertijd een treffende metafoor voor de desoriëntatie van de dementerende vader, de huisarts Tim Claes, eveneens vertolkt door Ederveen. Hij weet voortreffelijk zowel diens trots als kwetsbaarheid invoelbaar te maken. Met enige bravoure vertelt hij over een vroegere patiënt, die overduidelijk zijn greep op de werkelijkheid had verloren. Een mooie spiegeling van zijn eigen situatie.

‘Warum?’ zingt het Kamerkoor opstandig, om deze vraag fluisterzacht te herhalen in ontredderde berusting. Het roerende Warum ist das Licht gegeben dem Mühseligen van Brahms loopt als een rode draad door de voorstelling. Gaandeweg zien we Claes verder onttakelen. Hij voert boze telefoontjes, schept op over zijn kinderen en zijn briljante studie – hij had eigenlijk neuroloog willen worden, maar het werd huisarts. Erik Bosgraaf lardeert zijn monologen met rake improvisaties, af en toe ingebed in sfeervolle elektronische drones. Wanneer Claes ‘die Poolse Martha’ beschuldigt van diefstal, speelt Bosgraaf felle staccato motieven, soms op twee fluiten tegelijk. Het koor reageert met het rap-achtige Wie is daar? van Matijs de Roo, ondersteund met ritmisch gestamp.

Tijdens het zacht gestamelde Hashima Refrain van Fennessy zit Claes hulpeloos achter een ontbijttafel, niet wetend hoe hij brood, margarine en hagelslag moet combineren. De leden van het Kamerkoor scharen zich liefdevol om hem heen. ‘Alles zit onder, plakt op mijn buik’, zingen zij eerst ritmisch, dan in langgerekte notenwaarden, als een zwerm zoemende bijen. De geestige tekst van Appelmoesdag van De Roo krijgt zo een tragisch tintje.

De zangers trekken verplegersjassen aan, waarmee we definitief in het verzorgingstehuis belanden. Claes oreert over de ‘slechte eiwitten’ die zijn hersencellen aantasten, waardoor hij zichzelf niet meer herkent in de spiegel en zijn ziel verliest. – Hebben we eigenlijk wel een ziel, vraagt hij. ‘Ik denk dus ik besta, zei die psychiater… kom hoe heet hij ook alweer…’. Een behulpzaam koorlid: ‘Geen psychiater, maar een filosoof, Descartes.’ Claes priemt dankbaar met zijn vinger, ja!

In het hierop volgende Sonic Vertigo van Panayiotis Kokoras gilt het koor het uit, de tekstloze frasen ingebed in apocalyptisch geraas van elektronica. Angstig schuifelt Claes rond, onderwijl aan zijn piemel friemelend en verschrikt opkijkend bij elke nieuwe knal, alsof hij rechtstreeks Gods toorn uit de hemel voelt. Erik Bosgraaf kronkelt ondertussen als een slangenmens over het podium terwijl hij de meest schrille, oorsplijtende klanken uitspuugt. Indrukwekkend, maar ook een beetje overkill.

Ontroerend is het moment waarop Claes vergeefs probeert zijn bed in te klimmen. Opnieuw omringen de zangers hem. Terwijl Bosgraaf elegische melodieën speelt, zingen zij het stemmige Troget och milt van Ingvar Lidholm, met een prachtige solo van de bariton Florian Just. Een meeslepend einde van een aangrijpende voorstelling. Jammer dat Ederveen hierna nogmaals opkomt als de zoon, die in gesprek gaat met zijn vader: ‘Ik ben niet boos, laten we een frisse neus gaan halen.’ Mooi is dan weer wel hoe dirigent Peter Dijkstra tussen de koorzangers gaat staan terwijl zij het slotcouplet zingen van Warum van Brahms.

De uitvoering is van topniveau. Hoe ingewikkeld de muziek ook is, het koor klinkt van a tot z transparant en welluidend, met een bewonderenswaardig gevarieerde dynamiek. Bosgraaf speelt zoals altijd uitmuntend, Ederveen is een innemende zoon en dito vader. Deze aan dementie gewijde voorstelling zou verplichte kost moeten zijn voor alle beleidsmakers in de zorg.

Foto: Melle Meivogel