Vastgoed B.V. toont een geïroniseerde schets van een gekapitaliseerde wereld, waarin uitsluitend mannen de dienst uitmaken, elk moment van zwakte ongenadig afgestraft wordt en racisme en seksisme als normale omgangsnormen gelden. ‘Een vent is wat-ie verkoopt. En jij zit alleen maar te kutten’, dat soort taal. David Mamet schreef het stuk (Glengarry Glen Ross) in 1982, tien jaar voor de verfilming ervan.

De voorstelling speelt zich af op een grootstedelijk makelaarskantoor. Scenografen Thomas Rupert en Roos Veenkamp ontwierpen een duistere ruimte met op de achterwand geschilderde doeken waarop immense wolkenkrabbers prijken. Boven de acteurs hangt een ingenieuze constructie van tl-verlichting, die gaandeweg neerdaalt. Verder een lege speelvloer; de ego’s van de personages krijgen zo alle kans om de ruimte op te vullen.

En dat doen ze.  De personages ploeteren naar hartenlust met hun zelf opgelegde doelen (vooruit: targets). Neem Miel ‘de Rammer’ Rappanje (Huub Stapel), de afgegleden makelaar die het vak verleerd is en alle glamour kwijt is – maar dat weigert in te zien. Of de tirannieke Toor Haije (de eerste serieuze toneelrol van Jörgen Raymann, die zich daar prima van kwijt), de onvervalste crimineel die nog nauwelijks moeite doet dat te verbloemen. De goeiige Dik Stradmeijer (Daniel Cornelissen) verdient eigenlijk, als hij niet zo’n ontzettend sulletje was, nog de meeste sympathie. Hij is om onverklaarbare redenen echt op de verkeerde plek terechtgekomen, en wordt door iedereen als speelbal gebruikt. ‘Wat háát ik deze baan’, verzucht hij op het einde.

Het is jammer dat in de regie van Job Gosschalk de ironie niet altijd even scherp is doorgevoerd. Terwijl dit stuk pas betekenis krijgt zodra het direct commentaar geeft op zichzelf, en daarmee op de compleet doorgeslagen kapitalistische geldwolven die in het verhaal de dienst uitmaken. Als serieus bedoelde dialogen schetst het een doodsaai beeld van oervervelende mensen.

Vooral Frederik Brom beschikt over de subtiele technieken van scherpe satire. Waar Cornelissen als opportunistische naprater – hoe hilarisch af en toe ook – iets te veel in het karikaturale gaat zitten, vindt hij een perfecte balans: als een echte makelaar verafschuw je hem, terwijl hij je ondertussen met aanstekelijke flair om de vinger windt. Brom krijgt het met zijn aanstekelijk spel voor elkaar dat je werkelijk vergeet wat voor oplichter hij is en je samen met hem hoopt op een geslaagde deal. Dat zo’n deal ten koste gaat van de oude, verwarde Bruin Rabbie (Hubert Fermin) nemen we vervolgens graag voor lief.

Dat er gaandeweg het stuk een inbraak gepland en uitgevoerd wordt, doet eigenlijk nauwelijks ter zake. Het plotje in Vastgoed B.V. is niet zo boeiend. Het verzuipt al snel in geabstraheerd geouwehoer over ‘targets’, ‘info kanaliseren’ en ‘policy’. Fascinerend aan dit stuk zijn de onderlinge verhoudingen, de heersende hiërarchie waarvoor iedereen over lijken gaat. Nu is dat ook al vrij snel evident: de personages zijn op hun eigen manier allemaal even verachtelijk. Of, om in hun eigen competitieve idioom te blijven: het zijn losers die zich voordoen als winnaars. Dat beeld wordt in Vastgoed B.V. snel geschetst en daar wordt vervolgens niet meer aan getornd.

Foto: Tom Sebus