Twee keer heeft Vasalis zichzelf om het leven gebracht, in 1957 en in 1975. Dat wil zeggen, twee keer probeerde ze officieel de dichteres in haar het zwijgen op te leggen. Dat lukte niet. Hoe kritisch ze ook was over haar eigen werk, de dichterlijke drang was steeds te sterk. Bram van der Vlugt en Nettie Blanken brengen in Vasalis, altijd vandaag op een lichte manier een worstelend mens op de planken, vanuit de liefde voor haar poëzie.

Nettie Blanken kwam met het idee om een voorstelling te maken over Vasalis en haar werk. Ze is al jarenlang een groot liefhebber, zoals veel meer Nederlanders. En dat terwijl de dichteres, die ook psychiater was, bij leven maar een stuk of honderd gedichten publiceerde, verdeeld over de bundeltjes Parken en woestijnen (1940), De vogel Phoenix (1947) en Vergezichten en gezichten (1954). Gedichten als De idioot in het bad, Aan een boom in het Vondelpark en Afsluitdijk horen tot de Nederlandse canon.

En Vasalis zelf? ‘Die magere bundeltjes van mij zijn opgewarmde kliekjes. … Bah. Verzen moeten vers zijn’, zegt ze in de woorden van Janine Brogt. Die onzekerheid kwam een beetje door de opkomst van de Vijftigers, die het heel anders deden, maar veel meer door haar interne obstakels. Vasalis won de Constantijn Huygensprijs in 1974 en de P.C. Hooftprijs in 1982, maar ook dat kon haar niet verleiden om wat ze altijd bleef schrijven ook te publiceren.

Brogt schreef een tekst in zes delen voor Nettie Blanken en Bram van der Vlugt. Haar stuk begint met de tegenstribbelende Vasalis, die eigenlijk niet mee wil doen aan een gesprek. Dan volgt Vasalis op onhandige vrijersvoeten, als echtgenote en als moeder. Inmiddels is het tijd voor een bezinning op de rollen: we zijn acteurs, dus we kunnen die ook best omdraaien. De voorstelling moet zich dan opnieuw op gang trekken. In deel vier speelt Blanken weer Vasalis, nu in gesprek met uitgever en vriend Geert van Oorschot. Door haar terughoudendheid en haar zelfkritiek komen veelbelovende projecten niet van de grond of mislukken ze. Er wordt nog psychiatrisch gepord in de reden van haar zwijgen en het slot is voor de pijnlijkheid van het leven en de vragen die blijven.

Kiekie Leenmans, zoals ze als studente heette, had een kamer voor zichzelf, maar ‘de psychiater en de dichter pasten niet samen in dat kamertje. De dichter moet naar zichzelf luisteren, de psychiater moet zich openstellen voor anderen.’ Dat is haar levenstragiek, samen met de dood van haar anderhalf jaar oude zoontje tijdens de oorlog.

Floris van der Vlugt begeleidt de melancholie waarvan het stuk doortrokken is met altsaxofoon, basklarinet, toetsen en percussie, die hij vervlecht tot sfeervolle loops. Eleanor Rigby komt een paar keer voorbij. All the lonely people, where do they all come from?

Met regisseur Gerardjan Rijnders en auteur Janine Brogt is de supertandem van Toneelgroep Amsterdam opnieuw uit de schuur gehaald. Het lukt hen en de acteurs om de moeilijke kanten van een schrijversleven te laten zien en uit te diepen, en de toon toch overwegend licht te houden. Blanken ‒ het is weer erg prettig om naar haar te luisteren ‒ geeft het leven een ironische toets mee, Van der Vlugt sr. doet dat met de poëzie. Ze hebben gelukkig weinig op met de heiligheid die je Vasalis als hofleverancier van rouwpoëzie zou kunnen toekennen.

‘Zullen we stoppen?’ ‘Ja. Ja!’ ‘Zijn we iets verder gekomen?’ ‘Nee.’

Het werd, het was, het is gedaan.

Foto: Sarah Wijzenbeek

Lees ook onze bespreking van de tekst van Janine Brogt in ons dossier DeClaus Theatertekstkritiek.