Ook in zijn nieuwste voorstelling Vankwaadtoterger worstelt Theo Maassen (1966) met de wereld om hem heen, zowel in zijn directe omgeving als met meer maatschappelijk relevante thema’s. Maar meer dan ooit gaat hij de discussie met zichzelf aan welke plek humor inneemt, en welke gevolgen zijn overtuigingen kunnen hebben.

Bij Maassen ligt wrangheid dichter aan de oppervlakte dan zijn vermeende intentie om de zaal flink te laten lachen. Dat laatste gebeurt uiteraard veel en vaak, vooral als pijnlijke onderwerpen als de holocaust, Anne Frank en huidskleur aan bod komen. Niet om te ridiculiseren, maar om met de vingertoppen langs deze gevoeligheden te glijden. Hij ziet het als zijn taak om de heilige huisjes (bijvoorbeeld het koningshuis of IS) met zijn ‘heilige’ middel – humor – te vuur en te zwaard te bestrijden. Daarbij is Maassen zelfbewust genoeg om te weten dat zijn geloof in humor net zo waanzinnig is als ieder ander geloof, maar dat er simpelweg niet aan te ontsnappen is. ‘Humor is de hoogste kunstvorm’, predikt hij, en geeft en passant andere podiumkunsten een veeg uit te pan.

Zo wordt zijn pleidooi voor humor soms letterlijk een tirade, gelinkt aan de door hem zo gekoesterde vrijheid van meningsuiting. Dat is een iets andere focus dan voorheen, waar hij in eerdere programma’s het (hypocriete) denken en handelen van mensen probeerde te duiden. Wel stipt hij een tweedeling aan, en waarschuwt voor de kloof tussen ‘fanatiekelingen en onverschilligen’. Nu kiest Maassen ervoor om zijn eigen houding langs de meetlat te leggen. Het prettige is dat hij op een slimme manier een spanningsboog weet te creëren, door op momenten zijn twijfel kenbaar te maken over het mogelijk provocerende effect van humor. Daarbij is het decor voor zijn doen ongewoon kaal: slechts een microfoon, kruk en zaaldoek dienen als ondersteuning van zijn verhaal. Dat geeft eerder het aanzien van comedy, en kan worden opgevat als dat Maassen dit keer zijn boodschap zonder opsmuk kenbaar wil maken.

Uiteraard valt er ook genoeg te lachen om de lichtere onderwerpen. Onvermijdelijk zijn Maassens obsessie voor vrouwen en seksualiteit – enigszins een zwaktebod, want hoeveel valt daar nog over te zeggen? – maar ook Guus Meeuwis en Claudia de Breij komen op originele wijze aan bod. Het hoogtepunt van de avond is echter de uitgebreide talenkennis van Maassen, die een aaneenschakeling opvoert van woordgrappen die hun uitwerking niet missen. Daarna gaat hij weer over op zwaardere thema’s, en die afwisseling maakt de voorstelling goed behapbaar. Qua niveau haalt het niet de broeierigheid van zijn eerdere uitstekende voorstellingen Tegen beter weten in of Zonder pardon, maar Maassen blijft een spannende cabaretier om naar te kijken. Zeker wanneer hij de punchline non-verbaal op groteske wijze laat neerdalen, dwingt hij de toeschouwer tot optimistische bezinning.

Foto: Vincent van den Hoogen