Het zaallicht is hard en fel, de speelvloer nog leeg. Terwijl iedereen wacht op het begin van de voorstelling On Almost Every Page, steekt een lange jongen plotsklaps van wal met een anekdote. Het is niet wat je verwacht, sterker, eigenlijk zit je er niet op te wachten, maar wat als een klungelig verhaaltje begint, verandert binnen twee stroeve zinnen in een meeslepend gedetailleerd relaas over kunst, lust, leven, dood en weer – kunst. (meer…)
Op een leeg, wit speelvlak, omlijst door felle lampen, ontvouwt zich een solo over verdwijnen. Felix Schellekens schakelt moeiteloos tussen pantomime en zang en creëert een tijdloze wereld waarin aanwezigheid en afwezigheid in elkaar overvloeien.
Felix Schellekens is als klei: boetseer en hij kan alles. Grote theatermakers lopen met hem weg. Voor ATMEN van Nicole Beutler Projects leerde hij opera zingen, voor Eline Arbo’s Penthesilea basgitaar, en in On almost every page van Gerben Vaillant betoverde hij het publiek door het opvoeren van verstilde filmscènes.
In zijn eerste solo, vanishing acts (eindregie: Jessie L’Herminez), voegt hij daar een staaltje pantomime aan toe van heb-ik-jou-daar-even. Opgeleid aan de mime opleiding, behoeft dat wat uitleg: mime is een theatervorm waarin beweging en lichaamstaal de hoofdrol spelen, zonder dat een vast script nodig is. Binnen mime valt pantomime, een stijl waarin acteurs met hun lijf onzichtbare omgevingen tot leven wekken. Die fantasiewerelden zijn fragiel: één gebaar en ze verschijnen, maar even snel lossen ze weer op.
De voorstelling, opgebouwd uit verschillende aktes, lijkt op een reeks verdwijntrucs waarin Schellekens zich langzaam verspreidt over het gehele vertrek. Alleen met een looper op het podium weeft hij eigen stemlagen samen tot een magisch, gelaagd geluidslandschap.
In Akte 1, Stay with me, beweegt hij achterwaarts door de zaal, zijn arm gestrekt. Hoe lang kan je een beweging vasthouden zonder de aandacht van het publiek te verliezen? Akte 2, I almost wasn’t here, versterkt de verstilling met minimalistisch neuriën en een loopstation, waardoor herhaling en verstilde spanning zich opbouwen. Elke akte verkent een nieuwe fysieke en emotionele dimensie.
Een van de grootste kwaliteiten van Schellekens’ spel komt naar voren in de akte waarin hij een complete date tijdens een concert tot leven brengt. Hij buigt zich elegant naar zijn date en probeert, ondanks het lawaai van de muziek, een gesprek te voeren. Vervolgens worstelt hij zich door de menigte naar de bar voor drankjes.
De spanning tussen hen groeit, totdat het uitmondt in een nachtelijke uitnodiging: het onwennig betreden van een appartement, het openen van de gordijnen en het uitzicht op de stad. Het moment bouwt zich verder op naar de seks die volgt. Het is een ontwapenende weergave van onhandige intimiteit, met ledematen die alle kanten op schieten – herkenbaar, tijdloos en ontroerend.
Schellekens goochelt op magische wijze met de thema’s verdwijnen en verschijnen. Meermaals betreedt hij het witte speelvlak en vervaagt dan weer, waardoor vragen ontstaan over de aard van zijn aanwezigheid. Bestaan we alleen in verhouding tot ‘de ander’? Wat betekent één date op een mensenleven; is het niet slechts een vluchtige ontmoeting? Met humor en een diepgewortelde melancholie over het voortrazen van tijd, speelt hij met de grenzen tussen ‘zijn’ en ‘niet-zijn’.
Na verloop van tijd raak je als toeschouwer soms de draad kwijt, doordat de voorstelling fragmentarischer wordt en de structuur vaag aanvoelt. Schellekens probeert wel erg veel van zijn kwaliteiten te combineren, waardoor het niet altijd duidelijk is wat het centrale thema of de boodschap van een akte is. Toch nodigt hij het publiek uit om met hem mee te verdwalen – om uiteindelijk gevonden te worden in zijn kwetsbare, pure spel. Schellekens is anders dan iedereen die ik ken, en op weg om een geheel eigen theaterstijl te ontwikkelen.
Foto’s: Casper Koster