Ger Thijs heeft al veel toneelbewerkingen van Nederlandse literaire klassiekers op zijn naam staan, zoals Eline Vere, Bint en Max Havelaar. Nu laat hij in Frederik van Eedens Van de koele meren des doods (1900) zien hoe beklemmend het aristocratische milieu kan zijn voor een jong meisje op zoek naar haar eigen identiteit.

In de bewerking van Thijs begint Van de koele meren des doods wanneer Hedwig (Hanne Arendzen) opgenomen wordt in een ziekenhuis in Parijs. Ze is verslaafd, verward en wil niets loslaten aan de dokter. Ze deelt vervolgens haar levensverhaal met de zuster, in retrospectief krijgen we het te zien.

Het stuk begint op rustig tempo. Er is vooral leegte in het leven van de jonge Hedwig: het verlies van haar moeder, de kille relatie met haar vader. Na de ontmoeting met schilder Johan (Willem Voogd), een arme weesjongen en vrije geest, vult haar leven zich met allerlei gebeurtenissen waar ze steeds minder controle over lijkt te hebben. Wanneer ze haar prille relatie met Johan verbreekt, zorgt hij ervoor dat ze binnen de kortste keren bekend staat als promiscue. Een verloving met haar neef Henry (Vincent Croiset) lijkt haar stabiliteit te kunnen geven, maar ze ziet er toch vanaf.

Door haar reputatie zwermen de mannen altijd om haar heen. Rechtenstudent Gerard (Tijn Docter) verschijnt als ridder op het witte paard, hij kan Hedwig weghalen uit haar roerige feestleven en haar burgerlijkheid bieden. Maar ook Gerard blijkt haar niet te kunnen geven waar ze naar op zoek is. Hedwigs zoekt naar levensgeluk, naar een uitweg voor haar depressie. Alles wat haar een ontsnapping zou kunnen bieden, probeert ze: zelfmoordpogingen, muziek, routine, een kind en uiteindelijk morfine. Niets slaagt erin om de donkere wolk te laten verdwijnen.

Hanne Arendzen speelt kwetsbaar en boeiend. Ze is geloofwaardig als de Hedwig voor wie de mannen in haar leven alles willen opgeven. Ze is speels, eigenwijs, een dromer. Haar wispelturigheid kan tenenkrommend zijn, maar tegelijkertijd gun je haar al het geluk van de wereld.

Er zou wel een groter contrast mogen zitten tussen het jonge meisje Hedwig aan het begin van het stuk en de geesteszieke, verslaafde vrouw (hoewel ze nog geen dertig is) die in het ziekenhuis ligt. Het stuk versnelt aan het einde, hoe ze verslaafd is geraakt en in wanhoop afreist naar Parijs komt maar in enkele zinnen voorbij. Thijs had in zijn regie nog verder mogen gaan, Hedwig nóg krankzinniger mogen maken. Daarentegen had ze aan het begin van het stuk misschien nog wat levenslustiger mogen zijn. Er wordt later gesproken over de liefde voor pianospelen die ze in haar jeugd had bijvoorbeeld, maar dat komt eerder niet naar voren.

Het sobere decor past goed in het thema: er is steeds een strijd tussen Hedwigs verlangen naar rust, zelfs de rust van de dood, en haar droom van een spannend leven in de kunsten. Er is geen antwoord op de vraag wat nu het beste voor haar was geweest, of wat haar nu eigenlijk echt gelukkig had gemaakt. Dit maakt het een heel aangrijpend stuk, in een mooie uitvoering.

Foto: Ben van Duin