In een hoek van het podium beukt een man herhaaldelijk hard op een steen. Midden in het speelveld reageert Dorothée Munyaneza op iedere slag, alsof de steen haar eigen lichaam is. Alsof iedere slag haar rug raakt, die zich naar binnen kromt onder het geweld. Het geluid van de slagen is ook nog elektronisch versterkt en vervormd als het onze oren bereikt.

In Unwanted, vorig jaar gemaakt voor het Festival d’Avignon en nu voor het eerst in Nederland te zien tijdens Julidans, wil de van origine Rwandese Munyaneza een stem geven aan de honderd- tot tweehondervijftigduizend vrouwen, merendeels zeer jonge Tutsi’s, die werden verkracht tijdens de genocide in Rwanda in 1994. En aan de duizenden kinderen die zij van hun verkrachters baarden.

Munyaneza was twaalf toen de slachting losbarstte. Haar moeder wist met haar te ontkomen naar Groot-Brittannië. Tegenwoordig woont Munyaneza in Marseille, waar zij werkt als choreograaf en veelzijdig performer. Zo zong zij een deel van de soundtrack van Hotel Rwanda, een speelfilm uit 2004 over de volkerenmoord.

De massale verkrachtingen waren niet zo maar een spontane uitbarsting van volkswoede. Zij vormden een centraal onderdeel van een officieel beleid, bedacht en uitgevoerd door de Rwandese overheid, gedomineerd door Hutu’s, met als doel de vernietiging van de Tutsi’s. Naast het geheel of gedeeltelijk nemen van levens door moord, marteling en verminking, moesten de verkrachtingen de Tutsi-vrouwen vernietigen door hen juist nieuw leven op te dringen: kinderen van hun verkrachters. Toch besloten veel slachtoffers om die kinderen te houden en groot te brengen als van hen. Dat hielp hen bij de verwerking van wat hen was overkomen. Ook al omdat de overlevers van de slachting hun verkrachters vaak nog dagelijks tegenkomen. Als buren, in winkels of wachtend op de bus.

Het is een niet te bevatten verhaal, in zijn wreedheid en de vèrstrekkendheid van zijn gevolgen, in zijn gebrek aan soelaas voor de slachtoffers ook. Hoe moet het zijn om tot je dood te moeten leven met de diepe fysieke en geestelijke littekens van verkrachting, het kind van je verkrachter groot te brengen en dat alles in diens nabije aanwezigheid?

Munyaneza doet dan ook geen moeite dat verhaal te vertellen. Zij begon haar project door een aantal verkrachtingsslachtoffers te interviewen. Soms horen we hen spreken. In het Rwandees – een zeer welluidende taal, die wij echter niet kunnen verstaan. Munyaneza vertaalt fragmenten van de interviews in het Engels. Maar daarbij praat zij door de vrouwen heen, waardoor wij vaak geen van beiden kunnen horen.

Unwanted wordt zo een overwegend tekstloze voorstelling. Samen met haar partners in dit project herschept Munyaneza op het podium de stemmen en vooral de emoties en belevenissen van de slachtoffers. En ook wat zij daar zelf bij voelt, wat het met haar heeft gedaan en nog altijd doet. Ze komt weer regelmatig in Rwanda, vooral om haar werk daar uit te voeren, maar tegen ieder bezoek ziet ze huizenhoog op, bekende ze tijdens het nagesprek.

Unwanted is moeilijk te plaatsen. Munyaneza en haar partners dansen niet echt, zingen niet echt, maken niet echt muziek. Zij bewegen vooral, en maken geluiden, met hun stemmen en met elektronica. Vooral de Amerikaanse vocaliste Holland Andrews beschikt over een onwaarschijnlijk bereik, van een zacht zoemen en neuriën tot een dierlijk brullen. Zij komt uit Portland, Oregon. Munyaneza leerde haar kennen tijdens een bezoek aan die stad, en het klikte meteen.

Haar interviews hield zij vooral in dorpjes op het Rwandese platteland. ‘Want daar is de minste opvang en hulp voor deze vrouwen en hun kinderen.’ Unwanted heeft ook een therapeutische missie. Wij horen en zien de slachtoffers door de stemmen en lichamen van Munyaneza en Andrews, maar de twee performers voeren hun performance tevens uit voor de vrouwen en hun ongewenste kinderen. Hun voortdurende rondlopen, hun bezwerende gebaren, de attributen op het toneel, de symbolische resten van geweld en verscheurde levens die her en der liggen uitgestrooid, als een offer – Unwanted doet vaak vooral denken aan een helend ritueel.

Zelf was ik eerder geïmponeerd, om niet te zeggen geïntimideerd, dan geraakt. Door de onvoorstelbaarheid van wat de voorstelling uitbeeldt, door die fabuleuze soundscape ook. Is dit wel theater, vroeg ik mij in stilte af. Om er meteen achteraan te vragen: doet dat ertoe? Mijn medetoeschouwers, overwegend jong en afkomstig uit alle windstreken, waren wild enthousiast. Velen toonden zich diep geroerd. Het nagesprek ging deels over lijden en de artistieke verbeelding daarvan. Kan een kunstenaar lijden verbeelden dat hij zelf niet heeft hoeven ondergaan? Ja, zei Holland Andrews, dat kan. ‘Persoonlijk heb ik gelukkig geen ervaring met verkrachting. Maar ik heb wel andere traumatische ervaringen beleefd. Daardoor herkende ik veel in de verhalen van deze Rwandese vrouwen.’

Foto: Christophe Raynaud de Lage