In Untitled zet regisseur Eva Knibbe mensen met het syndroom van Down letterlijk op een voetstuk. Welke ruimte ontstaat er als we echt naar hen leren kijken?

Sinds april 2014 is het in Nederland voor zwangere personen mogelijk om de NIPT te laten doen: een medische test die vaststelt of het kind Down-, Edwards- of Patausyndroom heeft. De meeste zwangerschappen waarbij een van de syndromen is vastgesteld, worden afgebroken. Dat betekent dat er steeds minder mensen met het Downsyndroom zullen worden geboren.

Dit gegeven is de artistieke aanleiding voor Untitled, een nieuwe voorstelling van theatermaker Eva Knibbe en kunstenaar Jan Hoek. In de tentoonstellingsruimte van het Beautiful Distress House staan acht schermen verticaal opgesteld waarvoor het publiek plaatsneemt. Op de schermen zijn videobeelden van acht mensen te zien, vormgegeven als standbeelden: geschminkt als marmer, goud of koper, gekleed in klassieke gewaden. Het zijn vijf performers met het syndroom van Down, twee moeders en een broer, die in de voice-over aan het woord komen over hun ervaringen.

De impact van de beelden is meteen sterk. De bewegingen zijn langzaam en minimaal en nodigen uit tot een minutieuze blik die meestal niet op personen met Downsyndroom wordt gericht. Zo creëren de makers op puur beeldende wijze een wereld waarin de familieleden en de performers met Downsyndroom gelijkwaardig aan elkaar worden gemaakt.

Het is daarmee interessant dat het tekstgedeelte de grenzen van die gelijkwaardigheid aangeeft. Waar de moeders en broer verbaal op hun gedachten, emoties en ervaringen kunnen reflecteren, is dat voor de performers met een verstandelijke beperking per definitie lastiger. De makers betrekken de performers met Downsyndroom vooral door hen de rol van dokters en andere autoriteiten te laten spelen in de verhalen van de familieleden. Hierdoor ligt de nadruk in Untitled wellicht iets te veel op de worstelingen van de ouders en minder op hoe het is om als persoon met Downsyndroom in deze wereld te bestaan.

De aanzetten die de makers doen om deze balans te herstellen vormen de sterkste momenten van de voorstelling. In de mooiste passage wordt een reeks woorden voorgelezen waarmee naar personen met Downsyndroom wordt verwezen, van ‘verstandelijke beperking’ tot ‘achterlijk’, waarna de performers vertellen of ze zich kunnen vinden in de benamingen. Het idee van zelfbeschikking dat ze hiermee veroveren opent de geest: ook al vergt het een out-of-the-box-aanpak om mensen met een verstandelijke beperking mee te laten spreken over hun positie in de samenleving, het levert veel op als die moeite wel wordt genomen.

Ook een passage over de behandeling van mensen met Downsyndroom door de jaren heen, die tot stand kwam met de input van een van de performers, is interessant. Hoewel we misschien verder zijn gekomen sinds de tijden dat een kind met een beperking werd gezien als een list van de Duivel, kunnen we in het huidige tijdsgewricht toch ook nog niet spreken van volledige acceptatie, gezien de verhalen over onbegrip en vooroordelen van de buitenwereld die in Untitled worden verteld.

Het slot van de voorstelling is ontroerend: langzaam verwijderen de performers op het videoscherm de schmink van hun gezicht en komen dichter bij de camera. Zo ontdoen ze zich van de woorden die er door anderen op hen worden geplakt en eisen ze de vrijheid op om als mens bekeken te worden. Untitled weet prikkelende vragen op te roepen over onze tolerantie voor verschil, zonder daarbij de worstelingen van ouders te demoniseren. Het is vooral een gevoel van empathie en generositeit dat na de voorstelling blijft hangen.

Foto: Sanne Peper