Een ode aan de meeloper – het is een spannend uitgangspunt. Nastaran Razawi Khorasani gaat met Uniform de schurende kanten van een onvoorwaardelijke overgave aan het collectief niet uit de weg.

Doodgemoedereerd loopt de boomlange jongen (Jens van Huizen) de gymzaal binnen. Hij sjokt eens naar een verhoging, zet daar de muziek aan, en daalt weer naar ons af. Een voor een druppelen wat anderen de zaal binnen: een vrouw in een doktersjas die verstrooid naar haar sleutels zoekt (Milou van Duijnhoven), een jongen die zich klaarmaakt voor een avondje stappen (Art Srisayam) en als laatste een nieuwsgierige jonge vrouw die een beetje door de ruimte dwaalt (Nastaran Razawi Khorasani zelf).

Ieder personage is met zijn eigen dingen bezig, maar af en toe is er een beweging die door iedereen tegelijkertijd wordt uitgevoerd, als een onvrijwillige reflex, een voorgeprogrammeerde impuls, een flard van het collectieve bewustzijn.

Uit dit subtiele begin bouwt Khorasani een opzwepende performance waarin de evolutie van gedeelde sociale gedragingen, codes en memes centraal staat. Langzaam maar zeker nemen de collectieve bewegingen het lijf van de personages over, tot er een soort volksdans ontstaat. De personages ontdoen zich van iedere individualiteit door hun kleding uit te trekken, waaronder ze een soort kruising tussen een folkloristisch kostuum en hippe uitgaanskleding dragen. De allesoverheersende uniformiteit wordt vreemd genoeg doorbroken door het feit dat de vrouwen een rok dragen en de mannen niet – een zeer saaie keuze in het anderszins spannende ontwerp van Nicky Nina de Jong.

Op intelligente wijze zet Khorasani dans, kostuums en de geniaal opgebouwde muziek van Jimi Zoet in om te onderstrepen dat gedeelde gedragingen uit vele verschillende bronnen ontstaan en vaak invloeden van verschillende (sub)culturen in zich dragen. De choreografie houdt het midden tussen volks- en clubdans en wordt door de spelers neergezet als een oerkracht die bezit van hen neemt, alsof ze allemaal de rode schoentjes uit het sprookje van Hans Christian Andersen hadden aangetrokken. Het beeld dat zo wordt opgeroepen is tegelijkertijd afstotelijk en sensueel: er is zowel schoonheid als perversiteit in de totale overgave aan de groep.

In een latere scène danst Khorasani plotseling alleen, omringd door spiegels. Ze ziet alleen zichzelf weerkaatst, alsmede het publiek achter zich, dat haar zwijgend gadeslaat terwijl zij zich in het zweet werkt. Het beeld onderstreept dat conformiteit ook hard werken is – het vergt continue aandacht om er bij te kunnen blijven horen, en al helemaal om je – in de hardvochtige woorden van Mark Rutte – ‘in te vechten’.

Khorasani wil echter toch vooral de kracht van collectiviteit onderstrepen, de generositeit van het loslaten van het ego ten behoeve van de groep. De andere dansers vergezellen haar uiteindelijk weer, en vanwege de spiegels worden ze vermenigvuldigd tot een menigte. De apotheose ligt in de exponentiële groei van gelijkgestemden.

Het is de grote kracht van Uniform dat de voorstelling tot het einde toe zo weerbarstig blijft. Wat voor de een een idealistische volksbeweging is, is voor de ander een hersenloze, gevaarlijke massa. Khorasani’s prikkelende voorstelling laat beide interpretaties naast elkaar bestaan.

Foto: Nichon Glerum


Luister hier naar de podcastrecensie van Uniform voor De Theaterpodcast.