Bamboestokken op metalen voetjes en een concertvleugel: meer heeft de legendarische Britse theatermaker Peter Brook, 87 inmiddels en nog altijd actief, niet nodig om Mozarts Die Zauberflöte te vertalen. Une flûte enchantée heet zijn eigen, geminimaliseerde versie van Mozarts oorspronkelijke Singspiel in twee akten – een stuk dat gezongen en gesproken tekst combineert. De aria’s gaan in het oorspronkelijke Duits, de overige teksten in de moedertaal van Brooks spelers – Frans, meestal, en in één geval, de schurk Monostatos, Engels.

Die Zauberflöte is een echt Mozart-product, zoals we dat allemaal kennen van de film Amadeus: Mozart als maker van magische muziek, én als liefhebber van platte lol. Het libretto is van zijn grote vriend Emanuel Schikaneder, artistiek leider van het Freihaus-Theater auf der Wieden in een volkse buitenwijk van Wenen. Schikaneder schreef en speelde voor de massa. Hij leidde een ensemble van komedie-acteurs, niet van opera-performers, en Mozart paste zich daaraan aan. In de oorspronkelijke opera liet hij de aria’s van sommige rollen nadrukkelijk inleiden door het orkest, om de niet als zanger geschoolde vertolkers de gelegenheid te geven de juiste toonhoogte te vinden. Voor rollen die tijdens de première in 1791 wel door professionele zangers werden gebracht trok hij juist alle registers open. Dat leidde bijvoorbeeld tot de beroemde virtuoze wraakaria van de Koningin van de Nacht.

Het verhaal van Die Zauberflöte verraadt het publiek waarvoor het werd geschreven. Hoofdrolspeler prins Tamino verdwaalt in een ver land. Daar ontmoet hij de snaakse vogelvanger Papageno, en krijgt hij een portret onder ogen van de mooie prinses Pamina, de dochter van de Koningin van de Nacht die is ontvoerd door de tovenaar Sarastro. Tamino is op slag verliefd; ook Papageno zoekt een lekker ding voor zichzelf. De Koningin verschijnt en vertelt Tamino dat hij Pamina mag trouwen als hij haar bevrijdt uit de klauwen van Sarastro. Als tools voor de reddingsactie krijgt Tamino een betoverde fluit en Papageno een al even magisch klokkenspel, die met hun wonderschone klanken eventuele belagers op slag unfähig maken. Hun eerste heldendaad komt op naam van Papageno, die Monostatos weet te verjagen net voordat deze de gevangen Pamina verkracht. Papageno en Pamina proberen te ontsnappen, maar worden gepakt door Sarastro en zijn handlangers, die ook Tamino binnenbrengen.

Dan toont Sarastro zijn ware aard. Hij straft Monostatos voor zijn poging tot verkrachting, niet Pamina voor haar poging tot ontsnapping. Maar hij laat haar evenmin gaan. Hij legt uit dat de Koningin van de Nacht een koppige vrouw is, met een slechte invloed op haar omgeving. Tamino moet enkele beproevingen ondergaan voordat hij Pamina kan krijgen. Tijdens de karaktertests fungeert Tamino’s metgezel als contrapunt: Papageno loopt in alle hinderlagen die Sarastro legt. Maar Tamino niet, en daarom mag hij aan het einde Pamina in de armen sluiten. Als gebaar van verzoening krijgt ook Papageno van Sarastro het meisje naar wie hij al zo lang op zoek is. Monostatos en de Koningin van de Nacht hebben het nakijken.

Met dit simpele sprookje wilden Mozart en Schikaneder hun simpele gehoor onderrichten in de zegeningen van de achttiende-eeuwse Verlichting: de componist en de ensembleleider waren broeders in een vrijmetselaarsloge. Sarastro staat voor de wijze, moderne, rationele heerser, de Koningin van de Nacht en Monostatos voor diens duistere tegenkrachten. Tamino voor de vrije geest, die openstaat voor het nieuwe, Papageno voor de simpele ziel, die zich laat verleiden door het kwaad ­– al wordt ook hij uiteindelijk gered.

In de oerversie van Die Zauberflöte werd deze parabel verpakt in een circusachtig spektakel, met een uitbundige set vol vrijmetselaarssymbolen en een Koningin van de Nacht die afdaalt naar het podium onder een sterrenhemel. De klassieke operapraktijk borduurde daarop voort, met volle koor- en orkestbezetting en veel nadruk op de virtuoze aria’s in deze opera. Peter Brook ontdoet het Singspiel van alle franje, en vervangt die deels door eigen vondsten. Hij heeft de gesproken teksten nogal vrij hertaald en personages toegevoegd die de leading characters op cruciale momenten corrigeren en ondersteunen. Brooks spelers improviseren er soms lustig op los. In Breda kreeg Papageno de lachers op zijn hand door de liefde te verklaren aan een meisje op de eerste rij, en door triomfantelijk ‘Kip!’ te roepen als hij een smakelijk kluifje in zijn mond stak.

Zo doet Brook recht aan de platte humor die Mozart en Schikaneder voor ogen stond. Maar tegelijkertijd is zijn versie een sublieme reductie van het origineel tot… ja, tot wat precies? Brooks kale enscenering geeft de wraakaria van de Koningin van de Nacht een geheel eigen lading. Het beroemde Haiahaha-há-chichichichichóóó komt op een bijna contemplatieve wijze tot het publiek, alsof de Koningin in stilte haar partij oefent. Franck Krawczyck dikte de uitbundige orkestbegeleiding in tot een murmelende pianopartij, die hij zelf schitterend en gevoelvol speelt – een spectaculaire opera teruggebracht tot kamermuziek. De jonge zangers doen deze aanpak alle recht. Elke aria brengen zij als een plechtig en intiem moment, niet als een virtuoos hoogstandje.

Wát Brook ons wil laten zien met zijn Flûte enchantée is niet zeker. Wel dat geen toeschouwer van zijn versie ooit nog met ‘gewone’ opera-ogen naar een ‘gewone’ Zauberflöte zal kunnen kijken. Of naar enige andere opera.

Une flûte enchantée was de afscheidsvoorstelling van Peter Brook als artistiek leider van het Théatre des Bouffes du Nord in Parijs, waar hij sinds 1974 aan het roer stond. Zijn versie van Mozarts Zauberflöte ging in première in 2010 en was in Nederland eerder te zien tijdens het Holland Festival van 2011. Dit seizoen stond hij één keer in het Chassé Theater in het kader van de Internationale Selectie van spraakmakende buitenlandse voorstellingen waarop deze Bredase schouwburg zijn publiek elk jaar eenmalig vergast, veelal exclusief voor Nederland. De andere voorstellingen in de Internationale Selectie voor het seizoen 2012-2013 zijn Obsession van Saburo Teshigawara (16 oktober), Preparatio Mortis van Jan Fabre (28 februari) en Enfant van Boris Charmatz (16 mei). De Internationale Selectie kent een begeleidend programma van voor- en nabesprekingen met recensenten, makers en spelers, en soms een workshop zoals de teaching group van Jan Fabre.

Helaas bevatte de informatie over Une flûte enchantée geen lijst van spelers, zodat deze voor deze recensie niet konden worden benoemd.

Foto: Renato Velasco