Dat Yang Liping een grote naam is in China, was zaterdag ook merkbaar in het Zuiderstrandtheater. Opmerkelijk veel Nederlandse Chinezen hadden de weg naar Scheveningen gevonden, waar ze Under Siege na afloop beloonden met een enthousiast applaus. Én opgewonden bakvissengegiechel voor de mannelijke solist.

Eigenlijk was een open-doekje bij aanvang al op zijn plaats: het toneelbeeld van Beili LiuO (met honderden scharen die, met gekruiste bladen, dreigend boven het toneel hangen en golven) is schitterend. Ook de kostuums en algehele visuele regie van Tim Yip (Crouching Tiger, Hidden Dragon) zijn een esthetisch genot.

Voor bezoekers met kennis van de Chinese cultuur was het drama van Under Siege waarschijnlijk beter te volgen dan voor de autochtonen. In Yangs interpretatie van het krijgs- en liefdesdrama Farewell My Concubine voeren elementen uit de klassieke, multidisciplinaire Peking Opera de boventoon, met geabstraheerde, beheerste emoties, symbolische acties en een vrij summiere aanduiding van de plot. Wie, door opera of film, het verhaal van de krijgsheren Liu Bang en Xiang Yu en Xiangs concubine Yu Ji kent, is al een eind op weg, maar de aan weerszijden van het toneel geprojecteerde vertaling is zeer welkom.

Om met dat verhaal te beginnen: in het kort gaat Under Siege over de legendarische slag bij Gaixia, waar Liu met steun van de sluwe generaal Han Xin de legers van zijn rivaal Xiang in een hinderlaag lokt, waardoor diens nederlaag onvermijdelijk is. Xiangs concubine Yu Ji, ontvoerd door Han Xin, kan die gedachte niet verdragen en pleegt zelfmoord. Xiang kiest uiteindelijk ook voor die wanhoopsdaad, maar pas nadat hij zich tot het uiterste heeft verweerd, met (zinloze) opoffering van vele manschappen. De victorie van Liu luidt het begin van de Han-dynastie in.

Een traditionele papierknipster rechts voor op het toneel (prachtig beeld!) leidt de losse taferelen telkens in met een kunstig geknipt Chinees karakter; ontmoetingen van de twee rivalen, de minnaars, een symbolisch duet tussen Han Xin en zijn inktzwarte ziel. Twee uitstekende musici (hun namen ontbreken in de lijst credits, net als die van de dansers) begeleiden delen van de voorstelling op traditionele instrumenten, soms in combinatie met een elektronische soundscape.

In de opzwepende groepsdansen voor de legers zijn invloeden uit martial arts en acrobatiek verwerkt. Ook in de krachtmetingen tussen Liu en Xiang keren die elementen terug, echter met meer verfijning en detail. Liu heeft duivels plezier in zijn overwicht en solt op soms bijna clowneske wijze met de gedoemde Xiang.

Voor het Westerse oog wordt Under Siege pas echt emotioneel expressief in het laatste duet van Xiang en zijn concubine. Hun choreografie, met omhelzingen en een lift, is ook intiemer dan in de klassieke Peking Opera. Wel traditioneel is dat de concubine wordt gedanst door een man. Zijn summiere kledij in zijn eerste solo laat daarover geen twijfel bestaan. Maar wat een danser: zijn (haar) bewegingen zijn een en al zachtheid en zoete elegantie, elke beweging verbonden met de volgende. Een rood lint geeft subtiel het moment van haar zelfmoord aan – al kan dat ook symbool staan voor haar blijvende liefde voor Xiang.

Tegen het einde trekt Yang echt alle registers open, met een finale veldslag waarin de slachtpartij visueel wordt verbeeld door wolken bloedrode veertjes die telkens weer opwarrelen als een volgende soldaat zijn dood tegemoet rolt.

Hoewel het geheel voor de westerling nog altijd tamelijk traditioneel oogt – ook door het ontbreken van een meer samenbindende dramaturgie en regie – zorgen dergelijke beelden, de algehele vormgeving, de soundscape en de papierknipster dat Under Siege zich onderscheidt van de klassieke Chinese theatervormen. In China zíjn radicalere, avant-gardistisch dans- en theatermakers actief, maar de visuele pracht van Yangs vanuit etnische tradities gecreëerde danstheater schept, althans voor het Chinese miljoenenpubliek, op een andere, wellicht toegankelijker manier inzicht in de ontwikkeling van de hedendaagse dans in China.

Foto: Ding Yi Jie