Een blik op de landkaart is als een lineair vertelde geschiedenis: het is een grove versimpeling van de werkelijkheid. Under a Low Sky is een weigering om mee te gaan in zo’n simplificatie. Zoals de moeder van cinematograaf Jamal aan het einde van de voorstelling via een Skype-opname zingt: ‘The path doesn’t go straight.’

Hoe maak je kunst over een land dat in oorlog is, dat continu verandert? Een land dat onderhevig is aan oude en nieuwe trauma’s en waar je al een tijd niet meer thuis bent, omdat je meer dan een decennium geleden naar Frankrijk verhuisde?

De Syrische cinematograaf Jamal studeerde in Frankrijk en keerde sindsdien slechts twee keer terug naar zijn geboorteland. Hij is geobsedeerd geraakt door het idee dat hij zijn verleden verliest. Hij was tweeëndertig jaar oud toen de oorlog in Syrië begon. Plaatsen waar hij vroeger kwam zijn vernietigd, vrienden verspreidden zich over de hele wereld. De verhalen van zijn moeder vervagen, ze is seniel aan het worden. Films kan of wil Jamal niet meer maken. Niet zolang zijn geboorteland in oorlog is.

Regisseur Wael Ali ging op onderzoek uit, gefascineerd door het verhaal van Jamal en de vragen over kunst die het oproept. Jamal wilde dan geen films meer maken, hij is er wel mee akkoord dat er een voorstelling over hem wordt gemaakt. Hij verschuift van maker naar onderwerp. Het perspectief van Jamal wordt door twee spelers gereconstrueerd aan de hand van documenten, berichten op een antwoordapparaat en foto’s. Die methode van reconstructie wordt op verschillende perspectieven toegepast: ‘Artefacts don’t die, people do.’

Het perspectief van Jamal is één van de perspectieven die de revue passeren. Ook die van de spelers zelf, Sharif Andoura en Nanda Mohammad komen voorbij. En archiefbeelden, boeken, brieven, bijvoorbeeld van de Franse generaal Henri Gouraud: imperialistische grondlegger die achter de vorming van Syrië als natiestaat zat. Het perspectief van de moeder van Jamal, of was het van de oma van Nanda Mohammad? Treinkaartjes, foto’s, objecten, projecties: het begint me te duizelen.

Under a Low Sky speelt zich af in verschillende tijdsperioden, van net na de Eerste Wereldoorlog tot het heden. Perspectiefwisselingen worden her en der aangegeven door een verkleedpartij. En er wordt in vier talen gesproken: Arabisch, Frans, Engels en een sporadisch woordje Nederlands – (bijna) alles boventiteld. Het maakt de toch al complexe collagevoorstelling extra lastig te volgen. De weigering om een overkoepelend narratief aan te brengen zorgt voor een erg fragmentarisch en gecompliceerd geheel.

Er worden tegen het einde van de voorstelling een aantal objecten door de ruimte verspreid. Elk object wordt verbonden aan een locatie en een persoon (de vrienden van Andoura en Mohammad, die werkelijk overal ter wereld wonen). De kleine interventie voelt weldadig: een moment van helderheid over wie, wat en waar.

Ali heeft weg willen blijven bij sensationele berichtgeving. Hij blijft dicht bij de menselijke maat, individuele verhalen en primaire bronnen. Het resultaat is echter dat van veel informatie lastig te ontcijferen is waarom het in de voorstelling zit. We zijn een aantal perspectieven rijker, maar in de chaos van alle fragmenten en perspectieven raak je behoorlijk in de war, wat het lastig maakt de aandacht erbij te houden. Je blijft vooral met losse eindjes en vragen achter.

Vandaar dat het erg jammer is dat het nagesprek, door een te strakke planning van Dancing on the Edge, niet door kon gaan. Normaal gesproken wordt de contextprogrammering met veel zorg georganiseerd door het festival. Juist bij zo’n kwetsbare voorstelling, die zich zo lastig laat duiden, is een goed nagesprek onontbeerlijk.

Foto: Fondazione Campania Dei Festival – AG Cubo