In 1975 schreef recensent Reinjan Mulder over de net verschenen roman van Harry Mulisch, Twee vrouwen: ‘Het is […] in één maand, tijdens een verblijf in Italië, geschreven. Dat is dan ook goed te merken. Voor het uitwerken van de personen was kennelijk geen tijd meer over.’ Ondanks kritiek op de diepte van de personages werd de roman een succes, in 1979 al verfilmd en in 2008 zelfs nationaal nachtkastjesmateriaal door Nederland Leest, het jaarlijkse leesevenement van het CPNB.

In Twee vrouwen beschrijft Mulisch hoe Laura, een intellectuele museumconservator, valt voor de vijftien jaar jongere Sylvia. Als ex-man Alfred lucht krijgt van hun relatie, is hij woedend en ontspint zich een tragische geschiedenis vol bedrog en hartzeer. Dramaturge Janine Brogt maakt de eerste theaterbewerking van de roman en kiest, met regisseur Hanneke Braam, voor een Droste-effect op het toneel. In de voorstelling krijgt het publiek een blik in het repetitielokaal, waar drie acteurs repeteren voor de toneelbewerking van Twee vrouwen.

Actrice Simone (Renée Soutendijk) speelt hierin Laura, Bente (Roos van Erkel) is Sylvia en Gerard (Chris Tates) neemt de rol van Alfred voor zijn rekening naast enkele vrouwelijke bijrollen. De acteurs repeteren fragmenten uit de roman; er wordt druk in scripts gebladerd en gediscussieerd over de oorspronkelijke materie, over Mulisch en zijn personages. Kon de machoschrijver zich eigenlijk wel verplaatsen in de vrouwelijke psyche? Is hoofdpersoon Laura niet gewoon ‘een verklede man’? Bovendien blijken tussen Simone en Gerard onderling ook nog allerlei persoonlijke moeilijkheden te spelen.

In de roman Twee vrouwen kolkt al veel onder het oppervlak van het ‘simpele’ liefdesverhaal, maar in deze bewerking is de emmer met onderwerpen die leeg gekieperd wordt wel heel overweldigend. Thema’s uit de roman buitelen over onderwerpen die de acteurs aansnijden tijdens de repetities. Het script zwiept daardoor van persoonlijke motieven (‘waarom speel jij eigenlijk in deze bewerking?’) naar vragen over man/vrouw-verschillen en de acceptatie van homoseksualiteit in de jaren zeventig. Het is wat veel, maar Soutendijk, Van Erkel en Tates jongleren knap met alle perspectieven. Zij manoeuvreren zich behendig van rol naar rol, ook als het web van verhaallijnen zich steeds dichter om hen sluit. Mulisch’ verhaal verwordt langzaam tot een soort college dat weliswaar interessante vragen opwerpt, maar nog maar weinig te maken heeft met het oorspronkelijke liefdesverhaal.

Foto: Ben van Duin