Het eindigt heel sober en heel actueel: met een foto van zes bakstenen uit het pas geopende Holocaust Namenmonument aan de Amsterdamse Weesperstraat. Daarop staan de namen van de zes hoofdfiguren uit het stuk, hun geboortedatum en hun leeftijd. Drie echtparen, alle zes omgebracht in 1942, in de Duitse vernietigingskampen Auschwitz en Sobibor in Polen. Vijf van hen waren nog maar dertig jaar daarvoor uit datzelfde Polen naar Nederland vertrokken, om te werken, om rijk te worden, om beroemd te worden, om kinderen te krijgen, om te leven.

In die dertig jaar gebeurt er heel veel, met Abraham Tuschinski, met zijn familie, met de wereld. Theatergroep Toetssteen (een van de allerbeste amateurtoneelgroepen van Nederland) heeft nu een voorstelling gemaakt waarin dat allemaal te zien is. Erris van Ginkel heeft zijn vindingrijke, vaak geestige tekst gebaseerd op het boek Uit liefde, meneer Tuschinski van Tanya Commandeur. Regisseur Victor van Swaay heeft het heel sober, maar uiterst effectief geënsceneerd.

Ik vond het erg ontroerend, dat kan best aan mij persoonlijk liggen, maar het komt ook doordat ze bij het slot beginnen, als Abraham Tuschinski en zijn familieleden zijn gedeporteerd naar concentratiekamp Westerbork en elkaar daar terugvinden. Tuschinski wordt gespeeld door Toetssteen-veteraan Paul Adama. Hij doet dat heel overtuigend en dat hij al wat ouder is dan de anderen versterkt het gevoel dat het zijn terugblik is waar we naar kijken. Bovendien is hij de sterkste, de meest ervaren zakenman van de familie.

Die terugblik vindt plaats als een fictieve film, geregisseerd in het hoofd van Tuschinski door zijn jong gestorven zoon Willy (Timo Swart), van wie zijn vader en moeder zoveel hadden verwacht: hij zou minstens een beroemd regisseur in Hollywood worden. Twee broertjes van hem waren al als kinderen overleden. Maar hij blijkt aan keelkanker te lijden en sterft. Nu komt hij terug uit een of andere hemel om een film over zijn succesvolle vader te maken. Dat geeft hem de gelegenheid commentaar te geven op wat er gebeurt, te waarschuwen, tevergeefs te proberen dramatische wendingen tegen te houden, hoewel die ook aantrekkelijk kunnen zijn voor een film. Dat alles geeft vaak lucht aan het soms zo tragische verhaal.

We zien hoe Abraham Tuschinski in 1912 op weg van Polen naar Amerika in Rotterdam is beland, waar hij zakelijke mogelijkheden ziet. Hij laat zijn twee zwagers, Herman Ehrlich, de broer van zijn vrouw, en Herman Gerschtanowitz, de man van zijn schoonzuster, overkomen. Ze zijn kleermakers, maar hij wil dat ze zijn compagnons worden in een gedurfde onderneming: een nieuw soort, luxueuze bioscopen openen, waar ook de elite naartoe wil komen. Film was immers tot dan toe in Nederland niet veel meer dan een kermisvermaak.

Dat slaagt, maar met moeite en grote risico’s. Nog een groter risico loopt het driemanschap met een prachtig vormgegeven bioscoop in hartje Amsterdam. Tuschinski is nu precies honderd jaar oud en misschien wel de mooiste bioscoop ter wereld, in een vormgeving die je alleen maar ‘Tuschinski-stijl’ kan noemen: weelderig, barok, kleurig en comfortabel. Met niets te vergelijken, want Abraham Tuschinski heeft er zijn persoonlijke stempel op gezet.

Een film heeft een liefdesverhaal nodig en ook dat komt er: Tuschinski wordt hopeloos verliefd op zijn mooie, jonge schoonzuster Jet en zij op hem, de krachtpatser van de familie. De familie valt uiteen, het Duitse bombardement op Rotterdam van 14 mei 1940 vernietigt hun voornaamste bezittingen. Bioscoop Tuschinski in Amsterdam wordt ze ontnomen, heet vervolgens Tivoli en vertoont nog alleen maar Duitse propagandafilms. Uiteindelijk worden ze allemaal omgebracht. Drie kinderen van deze hele familie overleven, in de onderduik, en brengen na de oorlog Tuschinski weer tot bloei.

Misschien, wie weet, suggereert het stuk, wordt de familie ergens in Willy’s hemel weer verenigd, zoals ook in Rotterdam na het bombardement gebeurde. Zo eindigt de voorstelling Tuschinski niet alleen maar met zes bakstenen, maar ook met iets van een onmogelijke hoop. Zoals ook Abraham Tuschinski zelf een onmogelijk hoop wist waar te maken.

Foto van links naar rechts: Linda Tordoir als Jet, Timo Swart als Willy, Paul Adama als Abraham Tuschinsky. Boy Hazes