Gekleed in blauw trainingsjack en spijkerbroek richt acteur Sjoerd Pleijsier ruim anderhalf uur het woord rechtstreeks tot de zaal. Hij staat op de rand van het podium met achter hem een tafeltje met twee stoelen, een fles jenever plus enkele colablikjes. En de roman waar het allemaal om draait, Turks Fruit (1969) door Jan Wolkers. Hij klemt het kapot gelezen boek tegen de borst, koestert het. Het is de editie met het befaamde omslag van zoetkleurige letters op een zwarte achtergrond.

Al eerder, in seizoen 1991-1992, vertolkte Pleijsier in een solo de gehele roman als een vertelling, destijds in de regie van de Pool Zjislav Wardein. Nu voert Peter de Baan de eindregie. Het was ook De Baan die in 2005 de regie deed van de fenomenale musicalbewerking van Turks Fruit, met dezelfde Sjoerd Pleijsier in de rol van Olga’s vader. Soberheid was het sleutelwoord van die musical. Ook deze solo is extreem in zijn soberheid. Alles draait om de taal. Terecht zien regisseur en acteur de roman als een monomane vertelstroom, met humoristische, emotionele, soms boosaardige en dan weer heel vrolijke en opgetogen tonen en ondertonen.

Het boek was in 1969 een ongekend succes wegens de ongeremde seksualiteit die eruit spreekt. De naamloze ik-figuur verhaalt na de breuk met zijn geliefde Olga over de ‘rotzooi’ waarin hij terecht is gekomen. In 1973 volgde de verfilming door Paul Verhoeven die nog altijd maatgevend is als het gaat om boekverfilmingen, met een van de allerberoemdste scènes uit de Nederlandse filmografie: de fietstocht door Amsterdam op weg naar de bruiloft in gelukzalige stemming, begeleid door muziek van Rogier van Otterloo. De namen van hoofdrolspelers Rutger Hauer en Monique van de Ven waren voorgoed gevestigd.

Nu terug naar Pleijsiers solo. Het is onmogelijk dit rijke verleden van de roman te vergeten, kijkend en luisterend naar Pleijsier. Terecht is Olga de grote afwezige en moet het publiek haar zelf invullen. Niet de eenvoudigste verwijzing toont Pleijsier, zelfs geen tekening of beeldhouwwerk die de ik-figuur als kunstenaar van haar maakte. Dit geeft de voorstelling een bewonderenswaardig abstractie en concentratie op de rijke en beeldende taal van het boek. Maar er is voor de toeschouwer ook gemis, namelijk het visuele dat ook en juist hoort bij theater.

Pleijsier behandelt Turks Fruit als een muziekstuk, dat is het knappe eraan. In kalme stijl werkt hij naar het dramatische hoogtepunt toe, namelijk het diner waarbij Olga openlijk flirt met een zakenman. Dan kantelt alles. De liefde krijgt steeds noodlottiger wendingen en de kotsscène van de ik-persoon brengt Pleijsier met grote goesting. Het is mooi gezien door acteur en regisseur dat de hele roman is doortrokken van noodlot, al vanaf de allereerste zin. Olga’s dood door kanker werkt nu als metafoor voor haar toenemende ongrijpbaarheid. Pleijsiers toonzetting van de voorstelling houdt het juiste midden tussen humor en zware ernst. Maar toch, als toeschouwer wil je óók de vrouwenstem horen, de sensualiteit proeven. Dat ontbreekt. De vertelling is streng en ook bitter, in al haar kaalheid.

Foto: Ids van der Krieke