Wie de Traviata wil regisseren moet een feestje kunnen bouwen en dat kan regisseur Lotte de Beer. Haar Traviata Remixed is een groot feest, compleet met DJ, drank, drugs, seks en rock ’n roll. De Beer transformeerde de operaklassieker tot een soort hipster-opera die breekt met de conventies van de traditionele opera.

De zuiveringshal van de Westergasfabriek bleek omgetoverd tot een soort lounge club, compleet met wijnbar en grote felgekleurde zitzakken. Meisjes gingen met gratis drankjes rond en maakten zo het publiek deel van Violetta’s feest. Geen traditioneel negentiende-eeuws feest met baljurken, courtisanes en flonkerende kroonluchters, maar een houseparty met dreunende drums and bass, een horde feestende jongeren en Violetta als omhooggevallen en aan lager wal geraakt seksbommetje. Op die manier wil Lotte de Beer, die vorig seizoen een sublieme Hänsel und Gretel regisseerde bij De Nederlandse Opera en min of meer onder de hoede is genomen door intendant Pierre Audi, de Traviata moderniseren.

Op zich valt daar veel voor te zeggen. Wat je ziet en hoort is sprankelend nieuw. En dat is een verdienste voor een ‘afgekloven’ opera als La Traviata. Het concept werkt, omdat De Beer op geniale wijze precies de essentie overeind weet te houden en vertaalt naar de beeld- en communicatievormen van onze tijd: video, snapchat, twitter. ‘We miss you’, tweeten de feestgangers. Geen wonder, want Violetta ligt elders op sterven. Traviata Remixed is snel, kinky, flitsend en glamoureus, maar het is ook een hartverscheurend drama: geniaal balancerend tussen de intimiteit van een opera als La Boheme en de oppervlakkigheid van de partyscene. In dramaturgisch opzicht is dat een olympische prestatie.

Het concept waarmee De Beer en haar gezelschap Nieuw Nederlands Operafront sinds enkele jaren aan de weg timmeren heeft ontegenzeggelijk toekomst. Het levert in elk geval verfrissend en vernieuwend muziektheater op. De vraag is echter in hoeverre er hier nog recht wordt gedaan aan de muziek. De remix/bewerking van het componistenduo Moritz Eggert en Jacopo Salvatori kwam in elk geval niet veel verder dan een halfzacht aftreksel van de echte partituur. Het klonk allemaal wel als Verdi, maar het was het niet en dat was waarschijnlijk ook precies de bedoeling. Want waarom zou je de muziek anders opzomeren met een flink portie house, reggae en electronica? Alleen de bezetting al met viool, cello, elektronische drumkit, houtblazers, trombones, keyboard en elektrische bas riekt niet bepaald Verdiaans. Die bezetting was in de galmende ruimte van de Westergasfabriek vooral goed voor een zompig geluid, dat waarschijnlijk mede werd veroorzaakt door de matige kwaliteit van de geluidsversterking. Een euvel dat ook de fraaie stemmen van Alexandra Flood en Alessandro Scotto di Luzio ontsierde. Ernst Daniël Smid was tussen al die talentvolle jonkies een overtuigend vadertje Germont.

Foto: Jeroen van Zijp