Hoe geëngageerd kan theater zijn? In Nederland vinden velen het belangrijk dat theater gaat over actuele onderwerpen; over ons, de maatschappij, de wereld. Dat vindt het Wit-Russische theatergezelschap Belarus Free Theatre ook. Maar zijn reden om theater te maken en de onderwerpen die de makers aansnijden zijn van een compleet andere orde dan bij ons. In het kader van het project Imagining Europe presenteert het gezelschap de voorstelling Trash Cuisine, over de praktijk van de doodstraf. De voorstelling roept vooral de vraag op: als de boodschap voorop staat, hoe belangrijk is de vorm dan nog?

Wit-Rusland is Europa’s enige dictatuur. Er is geen vrije kunst, geen persvrijheid, er zijn geen vrije verkiezingen en mensen worden zonder reden geïntimideerd, van de straat geplukt, gemarteld en vermoord. Belarus Free Theatre werd in 2005 opgericht door het echtpaar Natalia Kaliada en Nicolai Khalezin en werd door zijn kritische houding jegens het regime van Alexander Lukashenko direct verboden. De voorstellingen werden verstoord door de geheime dienst, acteurs werden opgepakt en berecht, hun ouders en vrienden onder druk gezet en bedreigd. Sindsdien werkt het dissidententheater ondergronds en gedeeltelijk vanuit Engeland. Internationale beroemdheden zoals Tom Stoppard en Kevin Spacey steunen zijn werk en het gezelschap krijgt geld van het Europees Cultuurfonds. Dat dit niet genoeg is, wordt vooraf en na afloop van Trash Cuisine zeer duidelijk door de dwingende oproepen aan het publiek om het gezelschap financieel te ondersteunen.

Deze beladen context maakt het beoordelen van de voorstelling niet makkelijker. Voeg daar een ietwat gebrekkige verstaanbaarheid en een in Nederlandse ogen enigszins gedateerd aandoende esthetica aan toe, en je hebt een moeilijke avond. Trash Cuisine is een verzameling scènes over onterecht vermoorden of ter dood veroordeelden. Er wordt veel gebruik gemaakt van documentaire teksten, die in voice-over klinken of door de acteurs worden uitgesproken. Het geheel wordt losjes aaneengevlochten door een live gitarist en een verteller die ook de rol van gastheer en kok vervult – maar wel een heel lugubere kok.

De documentaireachtige teksten, over een ter dood veroordeelde Amerikaan en Ier, over ten onrechte van honger gestorven kinderen, over moeders die hun kinderen verliezen, worden in vervreemdende contexten geplaatst: een restaurant, een opera, een dans. Flarden muziek, dans en quotes uit Shakespeares The merchant of Venice moeten dit geheel aanvullen. Het werkt echter niet zo. De voorstelling wordt geen eenheid en blijft vaak hangen in ofwel te letterlijke of juist te onbegrijpelijke symboliek. Intrigerend? Zeker. Meeslepend? Niet echt.

Maar gelukkig, net als dit allemaal teveel dreigt te worden, weet de voorstelling toch te raken. Met een indringend verhaal van een Wit-Russische moeder wier zoon Vlad zonder bewijs werd verdacht van terrorisme, opgepakt en vermoord. Het wordt geïllustreerd met eenvoudige tekeningen, een mooie intieme dans en traditionele zang. Dat komt echt binnen, even.

Na afloop van de voorstelling blijkt nog scherper hoe beperkt theater als medium is. Het publiek wordt gevraagd nog even te blijven zitten en drie vrouwen komen op het podium. Met trillende stem doen ze hun verhaal. Alledrie hebben ze geliefden verloren door het regime in Wit-Rusland. Ook de moeder van Vlad doet haar verhaal, terwijl ze zijn mooiste pak (‘his wedding suit’) stevig tegen zich aandrukt. Geef ons onze lichamen terug, de levende en de dode, zo luidt hun boodschap. Een onwaarschijnlijk ingrijpend moment dat vlijmscherp toont hoe deze vormtechnisch complexe voorstelling altijd tekort zal schieten. Maar misschien is dat zo erg nog niet: de boodschap komt immers glashelder over.