Geen amok in de nok: dat is een bekende circuswet, horen we in de komedie Trapeze. Andere circuswetten zijn: wens elkaar vooraf geen ‘succes’ en doe nooit een trapeze-act nadat de olifanten zijn geweest. Nu zijn er ook een aantal theaterwetten. Die zijn misschien niet in steen gebeiteld, maar, zo blijkt uit deze toneelavond, ze zijn er niet voor niets.

Een van die theaterwetten is: zorg dat het publiek zich met een personage kan identificeren. Als de toeschouwers zich moeten verbinden met het toneelstuk, helpt het als ze zich kunnen inleven in de karakters op de vloer. Met uitsluitend onsympathieke personages willen we ons niet identificeren, en met slappe sullen die nooit voor zichzelf opkomen, evenmin.

Een andere theaterwet: zorg voor voortstuwend, ontwikkelend drama. Pas als het handelen van de personages consequenties heeft voor het verloop van de anekdote, dan krijgt het ook belang, diepgang en betekenis. Als de ontwikkeling van het stuk totaal overgeleverd is aan de grillen van een externe, ondramatische factor, laat het verhaal de toeschouwer al snel onberoerd.

Terug naar Trapeze.

De dialoog Trapeze is een nieuwe theatertekst van Roel Bloemen en Kees Prins (die ook regisseerde), uitgevoerd door Peter Blok en Bas Hoeflaak – acteurs met een staat van dienst, zeker ook in het komische spectrum. We zien twee circusartiesten in de nok van de piste, klaar om te springen, maar hun trapeze-act wordt alsmaar verschoven.

Mooi, zou je denken: dat geeft ze de tijd om de onderlinge verstandhouding eens onder de loep te nemen, want – zo leren we al bij aanvang – daar zit iets niet helemaal in de haak. Helaas maken de personages zich meer druk om hun verschillende in meer of mindere mate uitgerangeerde collega’s beneden, dan om hun onderlinge relatie. Trapeze is daardoor lange tijd een ontheatraal en ondramatisch exposé van niet ter zake doende feiten.

Bloemen en Prins beginnen nochtans slim: Bert (Hoeflaak) staat nog in zijn eentje op de trapeze en krijgt een telefoontje van zijn vriendin. In dat gesprek horen we hem ineens iets cruciaals tegen haar zeggen: hij gaat vanavond, na de sprong, de stekker uit hun samenwerking trekken. Zodra hij ophangt voegt zijn collega Henry (Blok) zich bij hem.

Het publiek zit daardoor dus meteen met een informatievoorsprong op een van de personages. Dat zou een spannende lading aan de onderlinge interactie kunnen geven, maar wel pas op het moment dat die interactie over hen beiden (en hun beider toekomst) gaat. Helaas is dat zelden het geval.

Als twee grumpy old men bekritiseren ze de rest van het programma en spelen tussendoor een uitgerekt, ongrappig dilemma-spel. Henry is ronduit onsympathiek, ontvlamt zonder aanleiding in woede en is onbeschaamd racistisch. Bert heeft daarentegen geen enkel slagkracht in zijn doen en laten, hij is een nietszeggende speelbal van anderen. Er zit totaal geen spanning of klik op dit tweetal, waardoor je je afvraagt of deze mensen elkaar ooit hebben gemogen.

Om de zoveel tijd jengelt die telefoon erdoorheen, en wordt hun act weer een stuk opgeschoven. De een weer boos, de ander weer verbaasd om die boze reactie. Trapeze is een uitgemolken herhaling van zetten tussen personages die even flinterdun beginnen als dat ze eindigen. Dat zit niet alleen in de tekst, ook het statische spel van Blok en Hoeflaak getuigt maar van weinig creativiteit of energie. Hun wederzijdse afhankelijkheid wordt nergens invoelbaar, hun hulpeloosheid krijgt nergens tragiek.

Nou, uiteindelijk komt het hoge woord eruit: Bert wil stoppen. Of meer precies: zijn vriendin wil dat hij stopt. Henry ontsteekt, jawel, in woede. Maar voordat dit tot een boeiend conflict heeft kunnen leiden, wordt door middel van een moderne en volstrekt onnavolgbare deus ex machina het onderlinge conflict meteen alweer beslecht.

Trapeze voelt in alles aan als een gemakzuchtige en inspiratieloze theateravond. En daar kom je niet mee weg. Nog zo’n theaterwet.

Foto: Annemieke van der Togt