Van dans in de publieke ruimte kijken we niet meer op, maar om op de drukke zaterdagmiddag een route dwars door winkelend Utrecht uit te zetten, is een performance op zich. De tien dansers van DOX en The100Hands durven het aan, samen met makers Jasper Džuki Jelen, Mojra Vogelnik Škerlj en Jade van den Hout. In Transformers spelen ze daarbij op allerlei manieren met afstand en nabijheid, direct contact en de afwezigheid daarvan.

Het begint op het festivalterrein op de Utrechtse Neude. Na een korte wandeling begint de voorstelling op een normaal niet voor iedereen toegankelijk pleintje achter Filmtheater ’t Hoogt. Gelijk wordt met de verwachtingen van het publiek gespeeld. Als vanzelf gaan we namelijk allemaal op het hoger gelegen deel staan en zien het denkbeeldig lager gelegen podium. We krijgen echter de instructie de persoon in het gele hesje te zoeken die ons wijst waar we naar moeten kijken. Meteen blijkt dat we allemaal ‘verkeerd’ staan, en dat juist tegen de muur links van ons een extreem vertraagde breakdance performance plaatsvindt, waarbij de gezichten van de twee dansers onzichtbaar blijven.

Zonder dat we daartoe instructies hebben gekregen, doen we het even later weer: als vanzelf gaan we om de verhoging bij het oude postkantoor aan de Neude staan, creëren zo vanuit onze reguliere theaterverwachting een afstand tot de ‘hangjongeren’ die zittend op de banken, dus op pakweg tien meter afstand, een stoelendans tonen waarin aantrekken en afstoten, los van gender, centraal staat. Ook de toevallige omstanders blijven op respectabele afstand.

Het kantelmoment volgt meteen: in een van de vele gangen die naar de werfkelders leiden staan we tegen de wanden, terwijl de dansers eerst een voor een tussen ons plaatsnemen, waarna de gang verandert in een club, compleet met de daarbij horende intimiteit. Nadrukkelijk zoeken de dansers nu ook het oogcontact en meteen valt op hoe de een glimlachend meebeweegt en een ander stoïcijns stil blijft staan en elk contact vermijdt. Zo spiegelen zij onbewust de rol die de dansers aannemen tussen de verschillende scènes als zij hangend in een lantaarnpaal, zittend op een brug of gewoon midden op straat elk contact vermijden, ook met het nietsvermoedende winkelende publiek,  en louter de richting aangeven.

In de volgende scènes komt het voorafgaande op inventieve wijze terug. We zijn in een steeg getuige van intimiteit tussen de dansers, maar zien hun gezichten niet, al staan we op minder dan een meter afstand. We zien een uitbundige performance op misschien wel de drukste straat van heel Utrecht en de finale achter het Utrechtse conservatorium, waarbij de ervoor gelegen tuin met verhoging daaromheen weer afstand creëert.

Het intrigerende van deze met dans omgeven wandeling schuilt in de wijze waarop de op zich niet baanbrekende urban dans is toegesneden op de verschillende locaties én de afstand die we als publiek zelf scheppen. Wat intiem is en wat niet, bepalen de dansers, gebruikmakend van de publieke ruimte die zij zelf hebben uitgekozen. De werkelijke choreografie in Transformers blijkt zo die van de toeschouwer. Om te bewijzen dat we menselijk zijn en geen robots, moeten we aan het begin het gele hesje zien te vinden. Vanaf dat moment werden we als robots middels dans behendig geprogrammeerd, doordat de dansers de voorspelbaarheid van de ingesleten manier waarop we naar dans kijken benutten.

Foto: Kamerich & Budwilowitz-Eyes2