Het is stil en pikkedonker in het lege winkelpand in Alkmaar. Slechts een enkele kuch en de ademhaling van het publiek is hoorbaar. Dan klinken er stemmen, in onder andere het Nederlands, Pools, Vlaams en Deens. ‘Ik improviseer, hoewel ik walg van improviseren. Bij elke stap struikel ik over mijn ondeskundigheid. Mijn manier van doen riekt naar de provincie.’

We horen een tekst van de Poolse dichteres Wisława Szymborska. Eerstejaars studenten van de Amsterdamse mimeopleiding exclameren haar gedicht ‘Leven voor de vuist weg’ in hun moedertalen. De studenten omringen een kring stoelen met publiek dat braaf aan de rand van een dansvloer zit te wachten. 

De voorstelling Trafalgar Square is een onderdeel van Karavaan, dat sinds 2015 een structurele samenwerking heeft met de Mime Opleiding van de Academie voor Theater en Dans. Regisseur Jan Taks heeft samen met de studenten gewerkt aan deze voorstelling als afsluiting van hun schooljaar. De voorstelling is een ode aan de in 2000 overleden mimespeler Wouter Steenbergen en werd geïnspireerd door het oeuvre van Szymborska. 

Het licht gaat aan, er klinkt muziek. In simpele kostuums komen de spelers van achter het publiek vandaan en maken met wit tape negen vierkanten op de speelvloer. In wisselende formaties staan ze op de vloer, tussendoor komen ze tussen het publiek op de stoelen zitten. Als ze naast je komen zitten, glimlachen ze en lijkt het bijna alsof ze uit hun rol vallen. Iets in hun blik is echter vervreemdend. De gehele voorstelling zet dit zich door. Het lijkt soms alsof we op een repetitie zijn beland: de spelers nemen ‘water breaks’ en lijken soms om hun eigen spel te lachen. 

Binnen de vierkanten op het toneel is continue actie. Een choreografische frase wordt door verschillende spelers herhaald. Ze hebben fysiek bewustzijn, maar de controle over het lichaam laat soms te wensen over en er is een groot verschil te zien tussen de spelers met veel danservaring en de rest. Zo is een lift erg ongemakkelijk uitgevoerd en zie je de spelers soms bijna struikelen. De bewegingsfrase gaat op een gegeven moment zo lang door, dat je als publiek de bewegingen uit je hoofd kent en ze zo zou kunnen reproduceren. 

De muziek op de achtergrond is apocalyptisch. Er klinkt meerdere malen een tetterende olifant. Of is het een stoomboot? Ook brult er een leeuw door de muziek heen, hoor je verkeer en jungle geluiden. De muziek zorgt ervoor dat je op het puntje van je stoel zit, wachtend op het moment van het grote onheil. 

Het bewegingsmateriaal doet denken aan werk van Wouter Steenbergen. Maar de connectie tussen hem en de Poolse dichteres Szymborska wordt in de voorstelling niet duidelijk. Verwoorden haar gedichten hoe hij zich tijdens zijn carrière voelde?
Ook de naam Trafalgar Square is niet meteen te duiden. Wellicht is het geïnspireerd op Steenbergens Picadilly Circus.

Als het einde van het stuk nadert, wordt de muziek liever. Tonen van een accordeon begeleiden de spelers op het toneel. Hun bewegingen vertragen totdat ook de accordeonmuziek wegsterft en slechts stilte achterblijft. Weer klinken de stemmen van de spelers, die Szymborska ten gehoren brengen. ‘Waar het stuk over gaat, moet ik maar raden op het toneel.’

Misschien is die zin wel wat de hele voorstelling goed samenvat. Als je de zaal uitloopt, ben je geneigd jezelf af te vragen of de voorstelling goed of slecht was. Maar bij dit stuk blijft het antwoord op die vraag uit. Het laat je achter met een hoofd vol vraagtekens. En misschien is dat effect nu juist hetgeen dat een voorstelling ‘goed’ maakt.

Foto: Moon Saris