De vuistdikke literaire klassieker van Thomas Mann lijkt niet erg geschikt voor een toneelbewerking. Het valt te prijzen dat Desnor zich daar niet aan gewaagd heeft. Hoe loods je een dergelijk verhaal dán deze tijd binnen? Een verhaal dat, buiten de universele thema’s om, zo sterk als de weerspiegeling van een specifiek tijdsgewricht geldt, verschenen in 1924. De berg van Desnor blijkt geen gestage narratieve klim, maar een chaotische, oneindige nevel in de vorm van een postmoderne collagevoorstelling.

Nog aan de ‘voet’ van het witte laken dat als een Matterhorn in de richting van het grid reikt, expliciteert speler Anna Franziska Jäger de zoektocht van de makers. Een voorstelling ontstaat niet uit het niets, er is zoiets als een tijdsgeest waaraan ze ontspruit. Maar wat is tijd? En wie zijn wij? ‘Het zijn vragen die je zou kunnen stellen’, werpt Timo Sterckx op. Zijn filosofische gedachtenexperimenten over tijd, voortvloeiend uit Manns Toverberg, stuiten op onmogelijke paradoxen over beweging en oneindigheid. Sluitende antwoorden zijn niet te verwachten.

Het maakt de richting van de klim er niet helderder op. En zo belanden we ergens halverwege het stuk in de sneeuwstorm uit het boek. Hans Castorp bevindt zich in een oneindige witte wereld, waarin alle begrenzingen en tegenstellingen zich op lijken te heffen. Hij is metaforisch ingevroren in een visioen, een koortsdroom op intellectuele hoogvlakten. Hij moedigt zichzelf aan om in beweging te komen. Maar hoe? En waarheen? In de versie van Desnor geeft het een ‘end of history’ gevoel. Een onmogelijkheid om nog narratief, hiërarchie en richting aan te brengen in de chaotische wereld om ons heen.

Het gebrek aan ‘verticaliteit’ wordt verder uitgewerkt in enkele citaten van de Italiaanse intellectueel Alesandro Baricco. De culturele ‘mutatie’ waar we in zitten maakt het onmogelijk hoog van laag te onderscheiden. Eerder dan de diepte in te duiken, surfen we op de oppervlakte van een chaotische veelheid van culturele werelden.

Tegen het einde van de voorstelling rolschaatsen de spelers van Desnor balorig tussen kartonnen zuilen door, over de vlakte razend waar aanvankelijk het witte laken als berg figureerde. Blijkbaar zijn ze erin geslaagd om in beweging te komen en vinden ze er inmiddels plezier in zich speels, op het gevaarlijke af, tussen de kartonnen zuilen van ‘de beschaving’ te navigeren. Over de speakers zweept Mylène Farmer haar publiek vrolijk op om mee te zingen met haar nihilistische hit Désenchantée. Het vrolijke spel van de ‘onttoverde generatie’ heeft een zwart randje. Desondanks gooit Desnor zijn idealen niet in een nihilistische put, blijkt uit het slotakkoord. Als een ondermaatse punkband prediken ze de weg voorwaarts: ‘Solidarität!’.

Het publiek krijgt veel over zich heen in de chaotische collage van Desnor. Hoewel die dramaturgie in lijn is met de inhoudelijke premisse van de voorstelling, een onmogelijkheid om hiërarchie en richting aan te brengen, voelt het her en der toch ook als een zwaktebod. Een excuus om niet te kiezen en de chaos ongecomponeerd aan te bieden. Desnor blijft dicht bij het geciteerde materiaal, waar een theatrale parafrasering de kijker beter mee zou kunnen nemen en zou overtuigen van de noodzaak van het getoonde. Bovendien verliest een deel van het materiaal aan zeggingskracht als het zo abrupt uit zijn context wordt geknipt. Of is het mijn ouderwetse behoefte aan verticaliteit die opspeelt?

Met zijn Toverberg legt Desnor een horizontale speelvlakte voor ons neer en zullen we zelf de rolschaatsen aan moeten trekken om ons door dit postmoderne doolhof te navigeren. Het rijke bronmateriaal heeft tot een aantal interessante aanzetten tot gedachten geleid en is vertaald in slimme vondsten. Maar het is met name de speelse, rebelse energie die zo nu en dan de kop opsteekt die enthousiasmeert. Ik herken hem uit het eerdere #Bos en een kort werkje dat Sterckx op Festival Cement toonde. Hopelijk weet Desnor zich enigszins uit de intellectuele sneeuwstorm te ontworstelen en opnieuw meer heldere contouren in zijn werk aan te brengen. Want ik ben er van overtuigd dat het jonge gezelschap dan nog meer in zijn mars heeft, misschien juist als het minder wil.

Foto: Wannes Cré