Waartoe dient theater? Is het een vluchtwereld, een spiegel van de samenleving of simpelweg een plek om handige relatietips op te doen? In To be or not to be laten de acteurs niet alleen alle mogelijke opties zien, ze praten er ook nog uitgebreid over. Het Zuidelijk Toneel wil veel in zijn nieuwe voorstelling.  

Na Reis om de wereld in 80 dagen en Vertellingen van 1001 nacht, brengt Het Zuidelijk Toneel opnieuw toneel, musical, cabaret en variété samen in één groot theaterspektakel. Deze keer hangt het Tilburgse gezelschap alles op aan de zwarte filmkomedie To be or not to be (1942) van de Duitse regisseur Ernst Lubitsch en de Broadway-versie daarvan van Nick Whitby.

To be or not to be volgt een Pools theatergezelschap vlak voor en tijdens de oorlog. We zien de acteurs de klucht Een cadeau van Hitler en de tragedie Hamlet spelen en ze daarvoor off stage repeteren. Tussendoor geven de acteurs onder hun echte naam commentaar. Verschillende realiteiten naast elkaar dus, en tijdens de voorstelling gaan deze steeds meer door elkaar lopen. Han Römer speelt hierbij komisch een regisseur die tevergeefs acteurs in de juist rol probeert te houden. Rieks Swarte ontwierp een flexibel en passend decor van nostalgisch bordkarton en doek.

De botsende realiteiten roepen interessante vragen op over theater en zijn codes, die de acteurs ook allemaal expliciet aan het publiek stellen. Zou de werkelijkheid zich ook aan het theater kunnen spiegelen? Kan een acteur neutraal als zichzelf op het podium staan? Waarom geloven we Raoul Heertje meer als hij als zichzelf andermans grappen vertelt dan wanneer hij als een nazikolonel andermans tekst speelt? Aan zijn acteurskwaliteiten ligt het trouwens niet. Dat doet hij best goed.

Als Poolse spelers gedragen de acteurs zich zowel op als ‘naast’ het podium groots en meeslepend. Ze nemen theatrale poses aan, praten in oneliners en laten daarin dramatische pauzes vallen. ‘Spelen of doen?’ dat is de vraag die een buitenstaander aan het eind van de voorstelling aan de spelers stelt. Maar ze doen alles al spelend. Hun acteerkwaliteiten komen immers ook van pas in de strijd om de beste rollen en de meeste aandacht. Als de oorlog uitbreekt, leiden ze met hun talent een nazispion en -kolonel om de tuin.

Ellen ten Damme is natuurlijk de dramaqueen van het gezelschap. In prachtige japonnen en bontmantels ligt ze op haar sofa, tussen de bossen rozen van haar fans. Terwijl haar ijdele man (Frank Lammers) op het toneel met veel gebaar ‘Zijn of niet te zijn’ voordraagt, verleidt zij in haar kleedkamer een jonge knappe piloot (Waldemar Torenstra). Tussendoor zingt ze op haar bekende  atletische manier oorlogsliederen, zoals ‘Lili Marleen’ en ‘We‘ll meet again’.

De dansjes van de acteurs bij de nummers Van ten Damme zijn helaas pijnlijk eenvoudig, net zoals Ten Damme eigenlijk ook minder overtuigt in de toneelscènes. In plaats van dat de verschillende krachten elkaar versterken, halen ze in deze voorstelling elkaar naar beneden. Ondanks alle ingezette middelen bruist, knalt of raakt de voorstelling daarom nauwelijks. Er wordt ook behoorlijk wat van de spelers gevraagd. Ze moeten wel heel veel verhaallijntjes vertellen, liedjes zingen, grappen maken en moraal delen.

Gelukkig is er ook nog Raoul Heertje, die het publiek tussendoor ‘handige dingetjes’ voor thuis meegeeft. ‘Vrouwen, geef het op om jullie mannen te veranderen. We zitten al op honderd procent van ons kunnen.’ En aan het eind in een stand-up show bewijst hij dat er ook met de nazi’s valt te lachen. ‘Wat is een nazi die zowel Joden, zigeuners als homo’s haat? Een combinazi.’

 

Foto: Phile Deprez