Choreograaf Liat Waysbort zet de traditie voort van meester Ohad Naharin en neemt een van zijn eerste werken als inspiratiebron voor haar eerste grotezaalproductie. Aan de technische kwaliteiten van haar dansers ligt het niet, die overtreffen zichzelf. Als het gaat om concept en betekenis overtuigt Titanic minder.

Ook in Nederland leeft de erfenis van Ohad Naharin voort. Guy Weizman en Roni Haver (Noord Nederlands Toneel) en Itamar Serusi (Scapino); ze dansten allemaal – korter of langer – bij Btasheva Dance Company in Israël. Zo was het ook met choreograaf Liat Waysbort, die acht jaar lang lid was van dit gezelschap. Al geruime tijd werkt Waysbort als onafhankelijk choreograaf in het kleinezaalcircuit in Nederland, met Titanic profileert ze zichzelf nu voor het eerst in de grote zaal. The Sinking of the Titanic (1989) was een van de eerste choreografieën van Naharin, een choreografie geïnspireerd op het onverzettelijke orkest dat doorspeelde tijdens de dramatische gebeurtenis. Dansen of je leven ervan afhangt dus. Waysbort’s Titanic is geen re-enactment van dit werk maar neemt het wel als vertrekpunt.

Een danser beweegt diagonaal over het toneel met wapperende armen. Lichamen worden opgerekt tot statige boegbeelden. Een trio imponeert op de voorgrond met agressieve bewegingen vanuit het torso. Vooral de techniek van de dansers en hun virtuositeit staan centraal. Op het achtertoneel hangen enkele touwen, van boven naar beneden gespannen in lijnen. Een referentie naar het schip. Ze vormen soms het uitgangspunt van een choreografisch lijnenspel. Maar nergens wordt dat benadrukt. Net als in het werk van Naharin leiden geïsoleerde lichaamsdelen dikwijls een eigen leven. Tenues van korte broeken accentueren die kwaliteit.

De choreografie is opgeknipt in twee delen. In het eerste deel zien we de dansers verspreid over het toneel bewegen in vluchtige choreografieën, zowel groepschoreografieën als solo’s. Van een structuur is weinig te bespeuren. We zien steeds de aanzet tot iets. In deel twee worden na een lang muzikaal intermezzo voornamelijk enkele solo’s uitgewerkt. Alles oogt wat schools, Waysbort mag brutaler worden als het gaat om keuzes ten aanzien van het materiaal, ruimtegebruik of de wisselwerking tussen geluid en beweging. En hoewel in deel twee sommige dansers lange solo’s hebben, komen hun persoonlijkheden nauwelijks bovendrijven.

Buitengewoon dominant is de soundscape, die in tegenstelling tot andere mager uitgewerkte elementen zoals licht, kostuums en decor wel duidelijk stelling neemt met een indringend palet van geluiden. Zoveel dat de dansers eigenlijk volledig worden weggeblazen. De compositie (Gavin Bryers en Seth Josel) is een mix van muziek uit Naharins origineel en nieuwe input. Soms laat Waysbort haar dansers zelf geluiden maken door middel van tekst, lichaamsgeluiden of een instrument, maar ideeën drijven op verschillende sporen en geen van die sporen wordt consequent doorgezet.

Scenografie is onontbeerlijk in een grote zaal, maar niet elk werk heeft er de juiste middelen voor en komt er tot zijn recht. En zo is de grote zaal net als de zee en gaat de Titanic van Waysbort kopje onder. Jammer wel, een beetje pijnlijk ook voor een dergelijk ambitieus project, dat met veel liefde en commitment werd gemaakt.

Foto: Jean van Lingen