Cabaretier worden, dat was zijn droom. Kees Torn achterna. Het wordt toch meer theater. ‘Zijn grapdichtheid is niet hoog genoeg.’ Met zijn levensverhaal weet Maarten Westra Hoekzema ons te amuseren en te boeien. Heel anders dan Kees Torn of wie dan ook. Hij vertelt over zichzelf, hij is zichzelf.

In zijn vorige producties speelde Maarten een personage, zoals een cursusleider en stand-upcomedian. Dat waren twee beroepen die zeker in de versie van Westra Hoekzema heel dicht bij elkaar liggen. Mensen manipuleren, mensen verleiden. In een andere voorstelling was hij de onheilsprofeet en verkondigde hij de ondergang van de wereld. Als een volleerd complottheoreticus en een gelovige creationist bekogelde hij het publiek alleen met die feiten en ‘bewijzen’ die zijn stelling bevestigden, namelijk dat alleen het geloof je kan redden. Een andere keer was hij een prediker die steeds meer begon te twijfelen, die normen en waarden, de hele existentie in vraag stelde en steeds minder antwoorden vond. Die monologen heeft hij ook nog eens ingekort samengebracht in een Drieluik van een twijfelaar, waarin hij focust op de wijze waarop je op een podium iemand kunt overtuigen van wat dan ook. Maarten Westra Hoekzema kon overtuigen als verteller. En dat doet hij nu weer.

In zijn nieuwste productie heeft hij het alleen over zichzelf, althans dat laat hij ons geloven. Allicht is veel van deze fabula waar, al dan niet aangedikt of aangescherpt. Het verhaal is mooi, en dat telt toch op een podium, nietwaar?

Op een speelse manier brengt hij poëzie van Willem Wilmink, Judith Herzberg, Baudelaire en anderen. De gedichten en citaten roepen herinneringen bij hem op uit zijn kindertijd, jeugd, puberteit en het ‘volwassen’ leven. De teksten zetten hem vooral aan tot overpeinzingen en vaak verrassend klinkende redeneringen en verklaringen. Hoe vaak hij heeft gefaald in relaties, in het inschatten van consequenties van handelingen? Hoe komt dat?

Vaak lopen er dingen in zijn leven uit de hand door toeval, onhandigheid, enzovoorts. Hij is nu 38. Toen hij twintiger was, zag hij om hem heen mensen die hun ware en enige liefde vonden, die een goede job kregen, die zich in alle tevredenheid settelden. Hij vroeg zich af, hoe doen ze dat? Hoe doen ze het nu? Minder fraai toch. En hoe heeft hij het zelf de afgelopen jaren gedaan?

Hij was al vroeg met cabaret bezig, deed succesvol mee aan talentenwedstrijden, kende beginnerssucces. Hem werd aangeraden de toneelschool te volgen. Dat moest hij op Studio Herman Teirlinck in Antwerpen doen, want ‘daar hebben ze graag rare mensen’. Hilarisch zijn de anekdotes die hij in de opleiding meemaakte. Op dit theaterinstituut leidt men niet op tot cabaret, maar tot kunst! Ontroerend grappig zijn zijn verhalen over de ontdekking van zijn grote liefde, en de teloorgang van de relatie.

Vroeger wilde hij beroemd worden, een legende zijn, volle zalen trekken, nu wil hij gewoon mensen verhalen vertellen, vol authentieke emoties en zelfrelativerende humor. En dat kan hij! Zonder de verplichting de ene grap na de andere te brengen, zonder liedjes te zingen, maar alleen verhalen te vertellen, eerlijk over zichzelf en in zijn mijmeringen. Kort door de bocht gedacht zou je kunnen zeggen dat hij eerder theater/kunst brengt dan cabaret ….

Hij maakte ook deze productie zonder subsidies, zijn kop is niet bekend van televisie, maar langzaam begint hij, heel gestaag, een publiek op te bouwen. Speelde hij in het begin deze voorstelling nog in huiskamers, nu trekt hij al naar grote zalen. Terecht, want naar deze guitige en ontwapenende verteller luisteren en kijken, is genieten.