Voordat we de zaal ingaan, mogen we in het zogenaamde Kabinet onze spanwijdte meten, ons wegen, het verschil tussen stahoogte en zithoogte ontdekken, lezen we wat de bedoeling is van de ’tensegriteitstoel’ (om onze anatomische architectuur na te gaan). In de zaal beginnen de twee dansers, beide even groot, even gespierd en met een gelijkaardige short aan, elkaar te vergelijken. De spanwijdte scheelt een hand, bij de een is de zithoogte veel groter, bij ander de armen langer en de nek korter. Speels onderzoeken ze elkaar.

Performers Alexander Vantournhout en Axel Guérin tonen hun lichaam, ontdaan van elke franje. Het zijn duidelijk getrainde lichamen, maar ze verschillen toch van elkaar. Uit de vergelijkingen en de geconstateerde verschillen ontwikkelt zich een fascinerende pas de deux. Het is nu geen spel van aantrekken en afstoten, maar eerder van elkaar aanraken, samen de verschillen tegen elkaar uitspelen, en daar samen dan iets mee doen. De ene keer daagt de ene danser de andere uit, daarna is het andersom. Maar ze voeren geen strijd tegen elkaar, integendeel, ze stimuleren elkaar om samen hun fysieke verschillen en hun tekortkomingen op te heffen. Dit alles gebeurt met veel humor.

Alexander Vantournhout heeft zowel circushogeschool ESAC als dansschool P.A.R.T.S gevolgd, en liet al in eerdere producties dans en acrobatie samenvloeien in een krachtig dramaturgisch onderbouwd verhaal. In deze voorstelling onderzoeken Vantournhout en Guérin na de expositie samen waar hun fysieke grenzen liggen, wat hun sterktes en zwaktes zijn, hoe ze elkaar kunnen aanvullen. Ze testen elkaar, samen, waardoor hun twee lichamen verstrengelen en als een zespotig insect over de dansvloer huppelen.

Hun lijven vervormen zich tot vreemde mensachtige dierlijke wezens die zo uit Umberto Eco’s De geschiedenis van imaginaire landen en plaatsen lijken ontsnapt en nu in een 3D-versie tot leven komen. Samen groeien ze uit tot één lijf met vier zwaaiende armen en met een hoofd in het midden, een andere keer zijn ze als een Siamese tweeling, voor altijd aan elkaar gehecht. Ze zouden een honderd jaar geleden niet misstaan hebben in een circusshow met tentoongestelde freaks.

Vantournhouts vorige productie Red Haired Men, ook met Axel Guérin, was geïnspireerd door het verhaal van de Russische absurdist Daniil Charms over een man die al vertellende niets meer van zichzelf laat overblijven. Charms vertelde in een ander verhaal dat hij hysterisch angstig was geweest toen hij twee kevers met elkaar zag vechten. Die keverstrijd lijken de twee dansers nu met elkaar te voeren, maar totaal ontdaan van hysterie, angst en bloeddorstige strijd. Alles gaat er heel rustig, zelfs teder aan toe.

Wij toeschouwers zijn verbaasd, zij kijken elkaar met een pokerface aan als ze ontdekken wat ze allemaal samen kunnen, en hoe niet symmetrische lichamen samen wel een symmetrisch geheel kunnen vormen. De twee aan elkaar geklonken lichamen bewegen zich als spiegelbeelden en dat zijn grappige en mooie taferelen. Als ze hun limieten bereiken, leggen ze zich erbij neer, staan ze op en proberen andere bewegingen en kronkelingen uit. Hun oefeningen worden explicieter, explosiever, ze gebruiken elkaar als trampoline.

Dat leidt tot lichtelijk onderdrukte ‘ah’s en ‘oh’s in het publiek, soms wil er iemand applaudisseren, maar houdt zich in, om de wonderbaarlijke in elkaar vloeiende lichaamstaferelen niet te onderbreken. Gelachen wordt er wel veel. Lichamen die zo met elkaar in de knoop zijn, lichamen met vier benen die niet weten wat ze nu moeten doen, de vele onmogelijk geachte acrobatische toeren verrassen. Het geheel is heerlijk ontwapenend, deze moves zijn niet weggelegd voor onze lijven. Onze limieten zijn veel dichterbij, we kennen onze plaats, we kijken in spanning naar wat die twee daar allemaal kunnen, en worden constant vertederd.

Foto: Bart Grietens