Twee trapeziumvormige witte dingen midden op het toneel, daarnaast een ander ding van plexiglas – bij nader inzien een zandloper met parkietenzand. En een toneelspeler met grijze sneakers, een grijze broek en een blauwe trui. Dat is het kale uitzicht dat de verbeelding van het publiek moet prikkelen in dit nieuwe theatrale gezelschapsspel van Emke Idema.

Hiermee moeten publiek en toneelspeler samen een verhaal maken, gestimuleerd door gedetailleerde beschrijvingen van bekende beelden (het ‘napalmmeisje’ Kim Phuc uit de Vietnamoorlog; de affiche van E.T.) en vragen van de toneelspeler. Ondertussen loopt de tijd. Durft niemand zijn verbeelding te laten spreken, dan is de zandloper in twintig minuten leeg en de voorstelling afgelopen. Maar met verbeelding en verhalen vertellen zijn minuten – teruggestort zand – te verdienen, om de tijd zo op te rekken tot maximaal anderhalf uur.

Emke Idema heeft zich de afgelopen jaren bekwaamd in het uitdenken van dergelijke theatrale spellen, of ‘speltheater’, zoals Simon van den Berg in 2013 dit nieuwe genre doopte in Theatermaker. Ook in haar eerdere voorstellingen Stranger (2012) en Rule (2014) maakte het publiek de voorstelling. Het waren spellen waarbij het publiek op commando van Idema bepaalde keuzes moest maken of handelingen verrichten en er zo toe kwam de grenzen van de eigen politieke correctheid en moraal te verkennen.

This can’t happen gaat voort op de ingeslagen weg van theater dat tegelijk een gezelschapsspel is, waarbij vooraf bepaalde spelregels hooguit de kaders aangeven waarbinnen het spel zal verlopen, maar de uitkomst afhangt van de medewerking van het publiek. Maar anders dan bij die eerdere voorstellingen maakt Idema ditmaal gebruik van een acteur (Sjoerd Meijer), die meer is dan een spelleider en die het verhaal dat gemaakt wordt door het publiek in hoge mate stuurt met de beelden die hij oproept.

Bovenal slaagt This can’t happen er minder in politieke of morele dilemma’s aan de orde te stellen. Het verhaal blijft – althans op de premièreavond, maar ik vrees dat het enigszins inherent is aan het concept – een beetje hangen in een knotsgekke maar ongevaarlijke Wonderlandwereld. Als in het begin van de voorstelling door het publiek de elementen ‘libellezomerweek’, ‘Harry Potterconferentie’ en ‘zoete cactus’ zijn geïntroduceerd, is dat ongetwijfeld fantasierijk, maar is het erg moeilijk om nog naar een verhaal over grotere kwesties te komen, vooral met een leger wordende zandloper op de achtergrond. Toch lijkt dat, blijkens de spelregel dat het publiek verlangens over de richting van het verhaal mag uitspreken en de suggestie van de toneelspeler om bijvoorbeeld een meer politieke richting te verlangen, wel de bedoeling te zijn.

Daardoor blijft de confrontatie met de grenzen van wat gedacht mag worden deze keer uit en houdt This can’t happen iets onbevredigends. Het spel zit ingenieus in elkaar en het is op zichzelf heel mooi om een groep onbekende individuen in een theaterzaal aan het fantaseren te krijgen. Dat is al heel wat in een wereld waarin tijd schaars is en de beelden van allerlei schermen ons het zicht benemen op de beelden die we in ons eigen hoofd kunnen oproepen. Het lijkt me schitterend om dit concept uit te proberen met een groep pubers rond een kampvuur, of om op deze manier de bewoners van een kantoortuin verder te laten kijken dan het systeemplafond. Maar de suggestie blijft hangen dat het meer had moeten zijn dan dat.

Foto: Bas de Brouwer