Handen in de lucht graag: wie houdt er écht van publieksparticipatie? Word jij er blij van, als je zelf als kijker actief moet meewerken om de voorstelling tot leven te laten komen? Voor sommigen is het een regelrechte gruwel, velen ervaren in meer of mindere mate een drempel. Er zijn er ook die er helemaal voor gaan. Spring Festival heeft dit jaar een heel aantal voorstellingen op het programma staan waarin het publiek tot actie wordt gemaand. Zo ook Think Much. Cry Much., gemaakt in het kader van samenwerkende Europese festivals onder de noemer Urban Heat.

De Libanese theatermaakster Rima Najdi, die na een periode in New York nu werkt vanuit Berlijn, zet het middel volop in voor deze gedachtenoefening over onze omgang met grenzen en vluchtelingen, en alle soorten reactie zijn vertegenwoordigd. Toch doet iedereen mee, ook ik met m’n drempelvrees. Groepsdruk, hè. Op het terrein van de voormalige NS-werkplaatsen langs het spoor in Utrecht is buiten op de betonnen vloerplaten met kleurrijk tape en verf een soort parcours uitgetekend. Een lange weg in wit, een groen vierkant met rode cirkels erin, een spiegelend vierkant met zwart-geel gestreept tape eromheen. We krijgen een koptelefoon en worden ingedeeld in een kleurgroep, die verder nergens aan te onderscheiden valt.

Wanneer de muziek plaatsmaakt voor flarden van verhalen en instructies, door meerdere stemmen met allerlei accenten ingesproken, komen alle verschillende groepen tegelijk in actie. Er is verder geen kijkend publiek, we ondergaan met zijn allen dezelfde ervaring, alleen volgt elk groepje een eigen volgorde. Af en toe komen we allemaal bijeen op de weg van wit tape. We worden gevraagd een hand op schouderhoogte op te steken. Op de koptelefoons horen we flarden van verhalen; een verkeerd paspoort, een uitwijzingsbrief. Zo wordt die hand het document en zijn wij het die vertellen. De ogen van degene aan de overkant worden een studie-object, houvast, een mogelijke dreiging. Bilspieren aanspannen en borst vooruit geeft je haast vanzelf al het gevoel dat niemand jou opzij krijgt.

Wat opvalt: je krijgt nergens het idee dat het allemaal van jou afhangt. De voorstelling valt of staat niet met jouw overgave aan het plan of de instructies. Voortdurend zijn er gelijktijdig groepjes bezig met andere instructies. Je kunt gerust even knipogen naar iemand die worstelt met het tellen van haar passen. Voordat je hebt kunnen bepalen of je het wel moreel in orde vindt om mensen poep te laten rapen mag je in een ander deel alweer in alle talen stralend ‘welkom’ zeggen. Je denkt: wat is hier de urgentie van? Dat gevoel blijft de volle tachtig minuten de boventoon voeren.

En dat is dus knap. Want dat is uiteindelijk hoe onderdrukkende systemen zoals onze omgang met vluchtelingen en grenzen werken: ieder hoeft maar een deel van de taak uit te voeren. Iemand bedenkt een regel of wet, dat is iemand in een kantoor in een grote stad. Iemand anders moet die handhaven, dat is iemand op straat of bij het hek. De wettenmaker hoeft nooit te zien wat de handhaving voor verdriet of woede oproept, de handhaver laat dat verdriet en die woede van zich afglijden met het argument dat hij of zij slechts uitvoert wat een ander, in naam van de gemeenschap, heeft bedacht.

Taal is in dat proces net zo goed een sturende factor. Privacyschendingen worden veiligheidschecks genoemd. In het groene vierkant wordt me gevraagd plotseling stil te staan en armen en benen te spreiden. ‘Security check, for your safety.’ Maar zou ik die tastende handen die langs de binnenkant van mijn benen onderzoeken of ik geen kwaad in de zin heb met minder gene ondergaan dan de opdracht, even eerder ontvangen via mijn koptelefoon, de vingerafdrukken van een willekeurige buurman te scannen met mijn vingertoppen? Schep ik liever stront dan dat ik iemand langer dan een paar seconden in de ogen kijk?

Aanvankelijk liep ik weg bij Think Much. Cry Much. met het idee dat het eigenlijk nergens spannend werd, en dus niet helemaal geslaagd was. Maar langzaam besefte ik hoeveel van die opdrachtjes en instructies eigenlijk iets van me vroegen wat in het grote geheel leidde tot iets waar ik niet voor wil kiezen. Dat blootleggen via de fysieke ervaring, zoals Najdi hier doet, werkt heel goed. Want je lichaam weet heel goed wat wel en niet geoorloofd is. Dat je weg wil kijken als je minutenlang in iemands ogen moet staren: dat is niet raar. Dat is menselijk. Dat je walgt van het aanraken van uitwerpselen is niet raar. Dat is menselijk. Dat je een vreemde niet zomaar over zijn vingertoppen streelt, dat is niet raar. Zulke handelingen gaan een grens over die we in het normale sociale verkeer onbewust aanhouden.

Systemen van onderdrukking werken omdat ze zo worden ingericht dat niemand overzicht heeft terwijl iedereen meewerkt. De processen lopen parallel en zijn opgesplitst in deeltaken. Taken zijn vermomd als andere taken. Dus heb je niet snel door hoe ver de onderdrukking reikt. Het lichaam wordt ingezet, door het met een simpele truc kracht te laten uitstralen of het te bewapenen. De taal binnen zo’n systeem speelt in op angsten, verlangens en vermoedens, zeker ook bij de uitvoerenden. De schaamte is kort als je doet wat ze vragen, want: ‘You are not dirty.’

Foto: Rima Najdi