In The woman destroyed staat performer Courtney May Robertson stil bij de macht die er over het vrouwelijk lichaam wordt uitgeoefend, en hoe je daaraan kunt ontsnappen.

The woman destroyed opent met een alledaags nachtmerriescenario. In staccato voice-over schetst maker en performer Courtney May Robertson de situatie: een vrouw ligt naakt te zonnebaden op haar dakterras, als er opeens een drone komt overvliegen. Het is een niet-strafbare schending van haar lichamelijke autonomie, dus wat doe je eraan? Dan voortaan maar niet meer naakt zonnen? Het is een treffend voorbeeld van de talloze manieren waarop vrouwen in de openbare ruimte gedwongen worden hun gedrag aan te passen vanwege (het gevaar van) grenoverschrijdend gedrag en seksueel geweld.

De dansperformance die erop volgt staat in het teken van controle, technologie en onderwerping aan of rebellie tegen een systeem. Na een eerste passage, waarin Robertsons dansende lichaam eerder als een marionet lijkt te reageren op de muziek dan dat ze enige bewegingsvrijheid bezit, neemt ze plaats achter een laptop. Op het scherm zien we de ‘achterkant’ van de voorstelling: een duizelingwekkend complex ‘script’ in een digitaal compositieprogramma. In deze score begint ze een tekst te typen die gaat over de wens om niet meer onderhevig te zijn aan externe invloeden op het lichaam, om volledig autonoom te kunnen opereren. Het programma maakt vervolgens op basis van een taalkundige ontleding een choreografie, waardoor de tekst naar beweging wordt omgezet. In de volgende scène voert Robertson de choreografie nauwgezet uit.

In de context van het thema dat Robertson vlak daarvoor geschetst heeft ontstaat zo een rijk betekeniskader rond vrijheid en autonomie. De tekst over de wens tot bevrijding wordt zelf een soort gevangenis. Tegelijkertijd zit er speelsheid en vreugde in de choreografie: je kan het ook lezen als een poging om de eigen autonomie letterlijk te belichamen.

De gelaagdheid die zo ontstaat wordt echter ondermijnd door de monologen in The woman destroyed. Na de eerste scènes richt Robertson zich rechtstreeks tot het publiek om ons deelgenoot te maken van haar overpeinzingen over het thema controle, angst en vrijheid. Niet alleen zijn de teksten zelf zwak en clichérijk, ook beroven ze de kijker van enige interpretatieruimte. Het gelaagde bewegingsmateriaal wordt platgeslagen tot één enkele betekenis, waardoor de voorstelling oppervlakkig en eentonig wordt.

Dat is erg jammer, omdat de choreografie op zich interessant blijft. Robertson laat zich steeds minder sterk door het script leiden – de strakke regels lijken te vervagen, verschillende dansfrases beginnen door elkaar te lopen, de performer staat zichzelf af en toe een slok water toe. De nonchalance waarmee Robertson burgerlijke ongehoorzaamheid pleegt ten opzichte van haar zelfopgelegde regels zou bevrijdend kunnen werken – ware het niet dat alles uitentreuren wordt uitgelegd.

Dramaturgisch gezien klopt het dat Robertson haar eigen angst voor controleverlies illustreert door alles voor het pubiek voor te kauwen. Dat ze zich er niet toe kan brengen genoeg vertrouwen te stellen in de autonome kracht van haar bewegingsmateriaal (en in de intelligentie van haar publiek) is wellicht een goede illustratie van het thema, maar het torpedeert de zeggingskracht van haar voorstelling ook.

Foto: Reyer Boxem