Het gebeurt niet vaak dat een afstudeervoorstelling zoveel nieuwsgierigheid opwekt als The winter’s tale van de Gentse studente Lisaboa Houbrechts. Deze jonge belofte regisseert voor haar eindwerk Shakespeares zogenaamd slechtste toneelstuk, omdat ze dat nu eenmaal interessanter vindt dan nog maar eens een Othello of Hamlet te ensceneren.

Hiervoor werkt ze samen met Kuiperskaai, haar multidisciplinair collectief genoemd naar de gelijknamige straat in Gent waar Houbrechts samenwoont met haar lief Victor Lauwers, diens zus Romy Louise Lauwers en Oscar van der Put, de partner van Romy Louise. Een kunstenaarscommune dus, waarin de grenzen tussen leven en werk vervagen en alles wat ze artistiek ondernemen vol idealisme en passie gebeurt.

Met The winter’s tale levert de zeer ambitieuze Houbrechts haar voorlopige visitekaartje af: een episch, bijna twee uur durend totaalspektakel waarin ze tekst, dans, live muziek en beeldende kunst met elkaar laat clashen. Druk geraas wisselt af met gewijde stiltes. Nederlands, Engels en dialect worden zonder aarzelen door elkaar gesproken. Het resultaat is een bont, bijzonder fysiek stuk dat het vooral moet hebben van energie en sfeer, meer dan van verstaanbaarheid of ratio.

Houbrechts geldt als een van de beloftes voor de grote zaal: weinig jonge makers kiezen er immers bewust voor om met zo’n groot ensemble te werken als zij doet. In The winter’s tale staan zeven spelers op toneel, waaronder theatermonument Sam Bogaerts. Houbrechts dirigeert hen op een erg zwierige manier, zonder dat ze de vrijheid van haar performers beknot. De acteurs halen geregeld de vuile kant in zichzelf naar boven, zoals je ook wel eens in stukken van Luk Perceval ziet. In het wilde herderstafereel en het bijhorende bacchanaal moesten we dan weer aan Jan Fabre denken. En uiteraard zijn er in de multidisciplinaire aanpak, het werken met een groot ensemble en de gelaagde vertelling gelijkenissen met Needcompany, het gezelschap van Jan Lauwers en Grace Ellen Barkey (de ouders van Victor en Romy Louise) en tevens co-producent van dit stuk.

Net als deze drie uitstekende referenties toont Houbrechts zich vooral beeldend erg sterk in The winter’s tale. De openingsscène waarin de koning van Bohemen (rol van Seppe Decubber) met zijn kostuum van tapijten woest om zich heen schudt op de stomende live muziek van Maxime Rouquart en Victor Lauwers, en zijn goud gespoten schaamhaar langzaam zichtbaar wordt, is bijzonder sterk.

Het eerder weinig originele verhaal van Shakespeare – vol misverstanden, verbanningen en verzoeningen – vertoont veel parallellen met andere stukken van de bard zoals Midzomernachtsdroom en As You Like It. Maar eerder dan enkel dit verhaaltje op te voeren, voegt Houbrechts er een meta-laag aan toe. Ze laat Shakespeare (rol van Victor Lauwers) door zijn eigen toneelstuk wandelen en op gezette momenten commentaar leveren op het gebeuren. Zo krijgen we Shakespeares eigen twijfels te horen over het stuk dat zijn meesterwerk had moeten worden, maar goeddeels in de vergeetput belandde. Een interessante ingreep.

Op zijn zwakste momenten is The winter’s tale een schreeuwerig boeltje en lijken de makers vooral te willen tonen hoe radicaal ze wel zijn. Maar wie zich hier op vastpint, gaat voorbij aan de grote vindingrijkheid, durf en energie die Lisaboa Houbrechts en haar Kuiperskaai-kompanen hier tentoon spreiden. Een meesterwerk is The winter’s tale nog niet, maar je voelt wel dat ze iets in haar vingers heeft.

Foto: Matthias van Dromme