Een roman die zich voor het grootste gedeelte afspeelt in de hersenpan van de ik-figuur, hoe maak je daar in vredesnaam een libretto van? Toch moest het want elektromuzikant en -componist Ben Frost wilde The Wasp Factory, Iain Banks’ roman over een psychopathische jongen, ombatterijen tot een echte opera. David Pountney kreeg de taak dit huzarenstukje te volbrengen.

Na het zien van The Wasp Factory kunnen we in elk geval een ding constateren: daar is hij niet in geslaagd. Zelfs met het voornemen van Frost om de stemmen te verdelen over drie personen is het libretto een saaie en bijna schoolse samenvatting geworden van het boek. Zonder de finesses, zonder het horror-achtige dat van de roman zo’n meesterwerk maakt.

Operatie mislukt, patiënt overleden dus? Nee, dat dan weer niet. Pountney heeft zich in het programmaboekje al ingedekt door te schrijven dat hij heeft gestreefd naar ‘een verbaal skelet waarop de muziek het vlees zou zijn’. En dat vlees heeft Frost eraan gehangen, vaak zacht en mals, soms taai. Maar Frost was niet alleen de bereider van het vlees, hij zorgde er ook voor dat de maaltijd perfect op tafel kwam. In zijn regie speelt The Wasp Factory zich af op een groot, met donker zand bedekte speelvloer die gaandeweg de voorstelling steeds verder naar voren kantelt totdat hij bijna rechtop staat. Aan het eind hangen de drie zangeressen als bergbeklimmers aan de touwen en is de vloer op het voortoneel bedekt met een grote berg zand.

Deze dramatische opbouw geeft de voorstelling een zinderende spanning. De horror is als het ware verplaatst van de inhoud naar de vorm. Zouden de zangeressen zich zingend staande houden als ze tegen een bijna verticale wand geplakt zitten? Het lukt ze wonderwel. En de vloer die wand wordt geeft door het schuivende zand steeds meer prijs van zijn karakter: onder de aarde bevindt zich de wespenfabriek waar Frank zijn sinistere spelletjes speelt.

Het verhaal van de moordende Frank die geplaagd wordt door duistere demonen (in het begin fraai verbeeld door de zangeressen luguber van onderen aan te lichten) wordt verteld in een voor Frost doen zeer toegankelijke compositie. Niet de elektronica is dominant  maar het strijkkwintet. Hun vaak minimalistische, repetitieve muziek wordt slechts spaarzaam onderbroken door bulderende klanken uit de computer. De verwachte nietsontziende noise blijft uit. In de zangpartijen horen we veel aan de folk ontleende patronen in wat in feite een groot recitatief is.

Met opera heeft het allemaal weinig te maken. Vergeet ook het boek (of liever: lees dat boek!). The Wasp Factory is een muziektheatervoorstelling waarin Frost zichzelf opnieuw uitvindt. Zijn regiedebuut mag er wezen.

Foto: Yann Mingard