In 1997 noemden ze zichzelf De Wëreldbänd. Vijfentwintig jaar later zijn ze uniek in hun soort en staan ze beter bekend als Släpstick, naar hun gelijknamige succesprogramma. In dit vervolg, The Roaring Twenties, doen ze er nog een schepje bovenop. Meer spektakel, meer decor, meer instrumenten. Een heerlijk opzwepend, musicalesk jubileumfeest.

We zijn hooggeëerd publiek op het deftige bal van Släpstick. Met hun meest Britse accent verwelkomen Rogier Bosman en Jon Bittman ons – Bittman ratelend als een ouderwetse veilingmeester – terug in de Roaring Twenties. De opkomst van sportwedstrijden, Betty Boop, jazz: in de jaren twintig werd hard gewerkt om de tragiek van de eerste wereldoorlog af te schudden. Een heerlijk thema voor de multitalenten van Släpstick, die alles uit de kast kunnen halen om de volle feestelijke breedte van de jaren twintig te laten zien.

Een tweezijdige trap suggereert een ouderwets landhuis. Handige panelen, haakjes en ander moois maken er een barbershop, telefooncel of simpele winkelstraat van. En dan ligt er buiten je blik nog van alles klaar: van vliegend tapijt tot automobiel, de meest fantastische bouwsels komen er vanachter het gordijn tevoorschijn. Een zelfspelende piano met drumset zorgt voor een heuse akoestische geluidsband, die de heren de handen vrij geeft om de vele andere instrumenten te laten zien.

Släpstick is op zijn best als alle vijf de muzikanten al spelend en zingend over elkaar heen buitelen in een strakke choreografie vol misverstanden, zonder één valse noot of gemiste cue. In regie van Rogier in ’t Hout en Stanley Burleson zit dit snelle, veelzijdige en overrompelende materiaal aan het begin en eind van de show. Met in het midden wat minder energiek materiaal.

Zo vertraagt de show eerst met een uitstapje naar de tuin, waar een ludiek sportevenement plaatsvindt. Daarna komt het spektakel vrijwel tot stilstand in een scène waarin alleen Bosman te zien is, terwijl hij als dief in klassieke streepjeskloffie door het landhuis sluipt en in gesprek gaat met bustes van Bach en Schubert. Hoewel het fascinerend is dat hij klaarblijkelijk ook nog buikspreken beheerst, mist de scène, begeleid door enkel de zelfspelende piano, toch de afwisseling en spanning waarmee de vijfkoppige groep kan imponeren. 

De rustiger scènes volgen daarentegen op een absoluut hoogtepunt: een knappe vertolking van ‘Rhapsody in Blue’. In de pianosolo’s, gespeeld door de piano-automaat, hoppen de bandleden, die gezamenlijk meer dan vijftig instrumenten beheersen, tussen trombone, gitaar, fluit, klarinet, saxofoon en meer om alle accenten uit Gershwins meesterwerk te laten horen. Een bewonderenswaardig staaltje muzikaliteit, waarvan band en publiek best even mogen bijkomen.

Het musicaleske programma van Släpstick werkt met slimme terzijdes van hoogtepunt naar hoogtepunt. Met slechts vijf spelers weten ze je naar huis te sturen met het gevoel dat je een volledige musicalcast aan het werk hebt gezien. Er zit niets anders op: ga kijken.

Foto: Ipo Reinhold