‘You love him; seek to set him right. Who knows what care and love might do? But good or bad, I know he still loves you.’ Met deze woorden erkent Baba de Turk dat het hart van Tom Rakewell niet haar, maar Anne Trulove toebehoort. Grootmoedig geeft ze haar echtgenoot op, opdat Anne hem kan redden uit de klauwen van Nick Shadow.

Gestoken in een glamoureuze jurk, een schoothondje onder haar arm geklemd, is de ‘vrouw met de baard’ een toonbeeld van trots en kwetsbaarheid. Baba’s grootmoedigheid jegens haar rivale doet je de tranen in de ogen springen.

Dit keelsnoerende moment is een van de vele hoogtepunten in de regie van Simon McBurney van The Rake’s Progress, Stravinsky’s enige avondvullende opera. Deze coproductie van De Nationale Opera en het festival van Aix-en-Provence werd terecht overladen met lovende kritieken. Net zoals in eerdere ensceneringen van Die Zauberflöte en A Dog’s Heart stelt de Britse regisseur zich dienstbaar op. Zijn regie is uiterst muzikaal en volgt het op schilderijen van William Hogarth geïnspireerde libretto van W.H. Auden en Chester Kallman op de voet.

Het faustiaanse verhaal over de losbol Tom Rakewell die op instigatie van Nick Shadow zijn geliefde Anne Trulove in de steek laat voor een bandeloos leven in de grote stad blijkt verrassend actueel. In Toms behoefte zonder enige inspanning rijk en beroemd te worden herkennen we de huidige verslaving aan sociale media. Dat Nick Shadow uiteindelijk diens ziel opeist voor de bewezen diensten spreekt vandaag de dag misschien wat minder aan.

De enscenering is uiterst vindingrijk. Alles speelt zich af in een podiumgrote witte doos, die met behulp van projecties wordt omgetoverd tot een arcadisch landschap, een bordeel, protserige stadsvilla, duister metrostation of macaber kerkhof. Tijdens de ultrakorte ouverture legt de in het zwart geklede Anne Trulove bedachtzaam een bosje bloemen neer. De sfeer is gezet: dit kan niet goed aflopen. Als Tom Rakewell uiteindelijk overlijdt in het gekkenhuis, keert dit krachtige beeld terug. Maar als het publiek losbarst in een uitzinnig applaus volgt, à la Mozarts Don Giovanni, een slotscène met de moraal van het verhaal. Deze wordt gebracht op een loopplank voor de eerste rij.

Zeer raak verbeeldt McBurney ook Toms morele aftakeling. Gaandeweg ontstaan – letterlijk – steeds meer scheuren in het decor. Als Tom verzucht ‘was ik maar rijk’, zien we Nick Shadow eerst als schaduw rechts en links naast hem, voordat hij pardoes dwars door de muur naar binnen stapt. De aalgladde hipster-in-pak die Tom met zijn verraderlijke charme naar de afgrond voert wordt glansrijk vertolkt door de bariton Kyle Ketelsen. Hij spiegelt zijn slachtoffer almaar nieuwe verlokkingen voor met een verkneukelde grijns en vergenoegde sprongetjes – keurig op de maat van de muziek. Wanneer hij aan het slot zijn loon komt opeisen is hij angstaanjagend met zijn getatoeëerde blote borst en bulderende stem.

De Amerikaanse sopraan Julia Bullock is een aandoenlijke en ontroerende Anne Trulove, die haar niet aflatende liefde voor Tom ingeleefd gestalte geeft. Met haar heldere stem schakelt ze moeiteloos tussen de vaak snelle afwisseling van de hoge en lage registers; trefzeker raakt ze de hoge C in de aria waarmee ze afscheid neemt van Tom. Paul Appleby is als Tom helaas wat minder overtuigend. Hij heeft weliswaar een fraaie tenor, maar maakt zijn gevoelens niet invoelbaar. Pas wanneer hij in zijn delirium vergeefs tracht de scheuren te herstellen en sterft van verdriet om zijn verloren geliefde, weet hij te ontroeren.

De countertenor Andrew Watts glorieert in zijn rol als Baba de Turk. Hij geeft zijn karakter precies de nodige mix van verwendheid, arrogantie en onzekerheid die hoort bij een leven als veredelde kermisattractie. De slotzin ‘The next time you see Baba, you shall pay!’ gaat door merg en been. Samen met Anne is hij de enige persoon die werkelijk geeft om Tom. Uitstekend bezet zijn ook de kleinere rollen, met een statige en sonore David Pittsinger als vader Trulove en een gewiekste Alan Oke als veilingmeester.

De muziek van Igor Stravinsky’s laatste neoclassicistische stuk is ongekend afwisselend en zonder meer meeslepend. Zij vormt een heerlijke pastiche van Mozartiaanse lyriek, opruiend cabaret, weemoedige klaagzang en uitgelaten vrolijkheid. Het Koor van De Nationale Opera zingt zoals altijd schitterend en ook het Nederlands Kamerorkest is goed op dreef. Beetje zonde dat Bolton zijn manschappen in de passages met typisch Stravinskiaans stampende struikelritmes niet altijd in het gareel krijgt. De trompettist Ad Welleman speelt op de bühne overigens een prachtige solo als straatmuzikant.

The Rake’s Progress is een voorstelling om door een ringetje te halen. McBurney is er perfect in geslaagd de tragiek onder de oppervlakte invoelbaar te maken. Uiteindelijk overheerst zelfs een gevoel van mededogen. Dit is tragikomedie van de allerhoogste plank.

Foto: Monika Rittershaus