Wie het oeuvre kent van de Franse theatermaker en beeldend kunstenaars Gisèle Vienne zal een voorstelling verwachten vol macabere theatraliteit, maar The pyre is anders dan Viennes eerdere werk, abstracter. Bovendien confronteert Vienne het publiek met een onaf verhaal. Na de voorstelling mag de kijker als een detective op zoek naar de ontbrekende puzzelstukken in een derde deel, een boekje, dat de basis vormt voor de twee delen in het de theaterversie van The pyre.

Wie haar werk eerder zag, weet dat Vienne alles behalve vrolijke voorstellingen maakt. Met zowel abstracte, figuratieve als narratieve elementen creëert de kunstenares theater over de meest nare en lugubere aspecten van het leven. Altijd staan daarin de begrippen schoonheid en verderfelijkheid  tegenover elkaar. Vaak werkt Vienne met poppen en objecten, zoals in Jerk, solo for a puppeteer, een monoloog over een serial killer met kleine handpoppen, of  This is how you will disappear, met in de hoofdrol een levensecht bos met echte roofvogels. Beiden voorstellingen waren eerder in Nederland te zien. Deze zomer is ook een remake van haar eerste werk uit 20o1, Showroomdummies, te zien tijdens het festival Julidans. Het betreft een samenwerking met het Ballet de Lorraine.

Vienne werkt al bijna tien jaar samen met schrijver Dennis Cooper. In The pyre wordt die samenwerking tot het uiterste gedreven. Cooper heeft ditmaal geen theatertekst geschreven maar een boekje met korte verhalen. Ze vormen het uitgangspunt voor de theaterversie van The pyre. Het boekje, dat op de stoel van iedere bezoeker ligt, vertegenwoordigt weliswaar deel één van The pyre (de brandstapel), maar de bezoeker leest het achteraf. Deel twee, The dancer and the son, en deel drie, The dancer, worden om die reden ook in omgekeerde volgorde  getoond. Een voice-over legt het allemaal keurig uit.

Als een tocht door de ruimte zo, ervaar je het betoverende openingsbeeld van The pyre. Tientallen ledlampjes creëren een tunnel van bewegende lichtjes. Langzaam verschijnt het beeld van een vrouw. Hangend boven een spiegelvloer kijkt ze in haar evenbeeld, precies het plaatje van Narcissus. Na lange tijd staat ze op, de verspringende letlampjes hebben dan plaatsgemaakt voor een onrustig schaduwlandschap van geprojecteerde donkere vlekken. Deel drie van The pyre, The dancer, is gecentreerd rond de solo van danseres Anja Röttgerkamp. Eerst is ze een soort geestverschijning. Lange tijd is alleen haar rug te zien, dan wordt langzaam haar gestalte zichtbaar en komt ze tot leven als ze na lange tijd haar lichaam omdraait en haar gezicht toont. Geleidelijk beweegt de vrouw intenser, eerst demonstratief als een nachtclubdanseres. Als ook de geluidscompositie aanzwelt en het intense basgeluid diep tot je doordringt worden haar bewegingen obsessief.

The pyre is een spel tussen licht, geluid en lichaam; een installatieperformance eigenlijk die ook in een museum niet zou misstaan. De muziekcompositie is van de van KTL (Stephan O’Malley en Peter Rehberg), een band die computermuziek combineert met black metal. De voorstelling tart de zintuigen als een drug, even prettig als onaangenaam. De overdaad aan vorm irriteert en fascineert. Wie zich overgeeft wordt meegezogen. Het is een trip, een superesthetische  hallucinerende bad trip met een hypermodern en vernuftig lichtplan als vagevuur.

Deel twee toont de confrontatie tussen de danseres en een jongen. Een druk spel van rood, groen en blauwe lichten bepaalt hier het decor. Tergend langzaam loopt de zoon op zijn moeder af. Een omhelzing, een klap en een rokend hoofd. In het boek mag de bezoeker op zoek naar de feiten achter deze beelden. Vreemd is het applaus dat de spelers in ontvangst nemen. Vanwaar deze code? De voorstelling is tenslotte nog niet afgelopen. Het voelt geforceerd. Het concept roept vragen op, maar Vienne heeft haar publiek in de greep. Ditmaal mag het zelf op zoek naar het verhaal

Foto: Maarten Vanden Abeele